Eigenlijk was het best een mooie dag.
Oké, ik stond vlak bij mijn werk stil met mijn auto, net als vorig jaar, met allemaal flikkerende lampjes op het dashboard. Maar deze keer vloog hij niet in de fik en ik bleef ook niet als een gehypnotiseerd konijn in de auto zitten wachten tot hij zou ontploffen. Ik stond er nu wat ontredderd naast. Al een hele verbetering ten opzichte van de vorige keer autopech. Mijn baas fietste langs in regenpak.
Helaas zag hij mij niet.
Er sjeesden links en rechts auto’s voorbij, en ik bedacht dat ik iets moest doen.
Ineens stopte er een barmhartige Samaritaan.
Een beroepschauffeur die mij hielp om de auto van de weg te duwen, het laantje in, zelfs onder de slagboom door, achteruit geparkeerd in de vakken. Dat was handiger om ‘een startje’ te krijgen zei hij.
Echt super dat hij mij zo hand-in-hand begeleide want ik ben niet veel waard op zulke momenten.
‘Ach we zijn op de wereld om elkaar te helpen’, zei hij.
Hier kan ik al bijna stoppen, want dit vond ik zo mooi. Deze hulp en deze opmerking maakten eigenlijk alles al goed. Waar vind je nog zo iemand?
Daarna kwam de hulpdienst. Ook een alleraardigste meneer die erg zijn best deed om iets op te lossen, maar dat lukte niet. Er werd een sleepauto gebeld.
Eigenlijk was deze sleepauto geen sleepauto, want mijn kleine autootje werd bovenop een reusachtig geel ding gereden. Het is meer een draagauto. De meneer van de draagauto vertelde dat hij vroeger ooit in de Mesdag was geweest. Het was misschien wel 10 jaar geleden. Hij had toen, samen met ‘hoe noem je ze’ een partytent op de binnenplaats afgebroken. (Al de voor de hand liggende woordgrapjes sla ik nu over). We raken in gesprek.
Een beetje terughoudend zegt hij dat het eigenlijk wel gezellig was om samen die tent af te breken. Dat had hij niet verwacht. Hij had sowieso niet verwacht dat ‘hoe noem je ze’ hem zouden helpen. Ik vertel hem dat het tbs-patiënten zijn, en dat het mensen zijn. Hij knikt geïnteresseerd. In de krant lees je de meest akelige dingen over tbs-patiënten die recidiveren. Je zou bijna vergeten dat het mensen zijn.
De meneer van de draagauto lijkt wat opgelucht. Je mag dus best lachen met tbs-ers, met hen samenwerken, en terugkijken op een gezellige middag. Daar kon hij in de kroeg waarschijnlijk niet goed mee aankomen. We hebben het over tbs. Buiten kijf staat dat tbs-patiënten een ernstig delict gepleegd hebben. Maar soms kun je beter snappen hoe ze zo ver gekomen zijn als je je verdiept in hun levensgeschiedenis. Tbs wordt soms als tweede kans omschreven. Echter, in sommige gevallen kun je het haast eerste kans noemen. Sommigen groeien op voor galg en rad. Waarmee ik overigens niets van wat zij hebben aangericht weg wil poetsen. Ik hoop alleen op een beetje meer begrip. De meneer van de draagauto denkt na, en zegt: ‘Misschien was het anders met ze gegaan als ze zo waren opgevoed als u en ik’. Ik knik en ben het met hem eens.
Ik word afgezet bij een auto die het wel doet. Kennelijk heb ik recht op vervangend vervoer. Mijn autootje gaat verder naar de garage. Ook al weer beter dan de vorige keer. Toen werd mijn auto bij de sloop afgeleverd. Ik rijd weer terug naar mijn werk en zie dat de ochtend bijna voorbij is. Aan werken ben ik nog niet toegekomen. Toch zie ik dit niet als een verloren ochtend. Ik ontmoette een barmhartige Samaritaan, en sprak met een meneer die nu hardop gezegd heeft dat hij wat meer begrip heeft voor onze patiënten. Als hij standvastig in zijn oordeel blijft is er vandaag veel gewonnen.
Ja, eigenlijk was het best een mooie dag.
Afbeelding: @woutjep
0 reacties