7 – 9 minuten

2 reacties

Als zorg werk is, dat tijd en menskracht kost, en belangrijk is voor onze samenleving, hoe zit het dan met de eerlijke verdeling daarvan? Waarom valt veel essentieel zorgwerk toe aan laagbetaalde, laagopgeleide mensen? Of wordt het als ‘waardevol vrijwilligerswerk’ gezien? Dit soort vragen stonden centraal op de ‘Global Carework Summit’ in Lowell Massachusetts, begin juni. Inge van Nistelrooij en Merel Visse rapporteren over de conferentie in drie afleveringen.

In de eerste bijdrage: wat beoogde de conferentie en waarom is aandacht voor zorgwerk relevant voor Nederland? In deze bijdrage lichten ze één deelonderzoek uit een bijzonder onderzoeksprogramma, namelijk dat naar de kledingverzorging in langdurige ouderenzorg. En in de laatste bijdrage gaan ze in op de paneldiscussie over Joan Tronto’s ‘Caring Democracy’, met Joan Tronto zelf, maar ook panelleden uit alle bewoonde continenten. In het panel: Inge van Nistelrooij.

‘Promising practices’: langdurig Canadees onderzoeksproject naar langdurige zorg

Een voorbeeld van prachtig onderzoek kwam uit een langdurig onderzoeksproject naar ‘promising practices’ (veelbelovende praktijken) in langdurige ouderenzorg. Deze naam was bewust gekozen, en niet het vaak gebruikte ‘best practices’. Dit laatste suggereert dat er praktijken zijn waar anderen simpelweg een voorbeeld aan kunnen nemen en die ze maar hoeven te kopiëren om hun eigen praktijken ook te verbeteren.

Die strategie van ‘best practices’, zo werd wel duidelijk, negeert de grote verschillen in context. Vandaar de term ‘promising practices’, die ook de focus legt op wat er goed gaat onder het motto ‘#daretodream’ (durf te dromen). De enthousiaste delegatie van het grote onderzoeksteam vond zelf dat dit inspirerender werkt dan de nadruk op wat er allemaal misgaat. En die inspiratie wisten ze in een sprankelende en inspirerende presentatie over te brengen op het toegestroomde publiek.

Eerst nog iets meer over dit Canadese onderzoeksproject. Betaald door het Canadian Centre for Policy Alternatives, (CCPA)  werken 26 academische onderzoekers, 50 master- en PhD-studenten samen gedurende 7 jaar, in een vergelijkend onderzoek naar langdurige zorg in 6 verschillende landen. Interessant voor onderzoekers: in 4 jaar tijd zijn er al meer dan 50 peer reviewed artikelen en 2 boeken verschenen (gratis te downloaden((Promising Practices in Long Term Care [pdf] en Physical Environments for Long-term Care [pdf])); het derde boek staat op het punt van verschijnen).

Criteria om ‘promising practices’ te selecteren waren: waardigheid, relationaliteit en intersectionaliteit. Steeds werd gekeken of de praktijken daaraan bijdroegen, in intentie en/of praktijk. De gebruikte methode voor iedere praktijk bestaat uit drie stappen. Een eerste stap is ‘policy mapping’: in kaart brengen van het beleid dat de praktijk aanstuurt. Daarna een ‘rapid ethnographic case study’: het onder de loep nemen van één aspect van langdurige zorg en daarvan zowel het aansturende beleid (met achterliggend concept) als de uitwerking in de praktijk middels observaties in kaart brengen.

Het onderzoeksteam komt voor elke case study zowel halverwege als aan het eind samen in een grote vergadering om alle bevindingen uit deze twee stappen grondig te analyseren. En als slot wordt er steeds een ‘flash ethnograpy’ gedaan, die bestaat uit vier onderdelen, alle uitgevoerd in één dag:

Al deze stappen hebben tot nu toe geleid tot een berg aan bevindingen over een enorme hoeveelheid onderwerpen, zoals het gebruik van muziek en de invloed op medicijngebruik in Noorwegen; de ‘ruling metaphors’ voor ouderenzorg (‘home-like’ (‘net als thuis’)), ‘homeliness and therapeutic’ (huiselijkheid en therapeutisch), en ‘hotel, resort & cruise-ship’); en de ‘LEAN cuisine’ (de al dan niet efficiënte keuken). Hieronder gaan we in op één onderzoek, dat naar de verzorging van het wasgoed.

Onderzoek naar ‘de was’ in langdurige ouderenzorg

Uit een eerste verkenning bleek hoe belangrijk de was is in zorginstellingen, zowel voor zorgontvangers als voor hun familieleden en voor zorgverleners. In de VS bestaat het onderscheid tussen ‘nonprofit’ en ‘for-profit’ zorginstellingen, en beide soorten doen aan ‘outsourcing’ van de was. Dat betekent dat managers beslissen dat ‘de was’ niet behoort bij ‘de zorg’ en uitbesteed kan worden aan commerciële partijen, die de was efficiënter en tegen lagere kosten kunnen doen. De resultaten van deze uitbesteding blijken desastreus: kleding gaat verloren, wordt beschadigd (alle was wordt op hoge temperaturen en met agressieve wasmiddelen gewassen; wel zo efficiënt), en wordt verkeerd terugbezorgd.

De ethische kanten van ‘de was’

Hoe belangrijk het dragen van je eigen fijne kleren (een zo alledaags aspect van de levens van de meeste mensen) is, blijkt als jouw kleren plotseling gedragen worden door een andere bewoner van je zorginstelling. Of als je fijne kleding geruïneerd uit de was komt. Dit raakte bewoners in hun waardigheid. Een andere aantasting van waardigheid betreft de kosten: deze worden vaak afhankelijk gemaakt van de mate van incontinentie. Hoe meer incontinent, hoe hoger de kosten van je was.

Een derde gevolg, met ook morele kanten, is dat familieleden de was vaak mee naar huis nemen om deze zelf te doen. En deze familieleden waren bijna altijd vrouwen: dochters, zussen, echtgenotes. Nog een ander gevolg van het ‘outsourcen’: dezelfde mensen die eerst de was deden voor de bewoners van een zorginstelling in dienst van en binnen de instelling zelf, deden nu hetzelfde werk op dezelfde plaats, maar voor een ingehuurd extern bedrijf tegen slechtere arbeidsvoorwaarden (part-time, lager uurloon, geen pensioen). In één huis waren alle medewerkers van de wasgoed-afdeling ontslagen op één na; zij mocht alleen nog de was doen en niet meer strijken. Maar omdat zij niet kon aanzien dat de bewoners in ongestreken goed gekleed moesten gaan, streek zij in haar onbetaalde avonduren. “Ik zou mijn moeder niet in gekreukte kleren willen zien”, zei ze.verzorging van kleding

‘De was’ als onderdeel van een breed begrip van zorg

Is de logica van managers die de zorg willen beperken tot de ‘echte zorg’ begrijpelijk? Bestaat er zoiets als ‘echte zorg’ die je kunt afgrenzen van ‘onnodige zorg’? En waar ligt die grens dan? Een breed begrip van zorg heeft oog voor de aspecten die verloren gaan als onderdelen van zorg worden gelabeld als ‘dienst’ en daarmee buiten de zorgsetting gezet kunnen worden.

Zo heeft het bereiden van voedsel binnen een instelling niet alleen de kant van ‘inname van voedingswaarde’, maar ook die van het op maat kunnen bereiden, de ruimte die zich vult met geur, het op smaak brengen zoals gewenst, het opdienen op maat. Dit gaat verloren als voedsel en voedselbereiding op afstand worden gezet en geen onderdeel meer uitmaken van de zorg die in de nabijheid wordt gegeven. Voedsel wordt steeds vaker uitbesteed, de keuken opgedoekt, en mensen krijgen ‘vliegtuigmaaltijden’ die door een vrachtwagen worden binnengebracht en opgewarmd. Ook de was is zo’n onderdeel dat losgesneden wordt, waardoor het niet meer op maat gegeven kan worden.

Wat betekent het als een instelling waar mensen wonen geen was op maat kan geven? Als je fijne trui, je zachte blouse, niet meer voor jou gewassen kunnen worden? Als de was niet meer erkend wordt als ‘zorg’, dan wordt ontkend dat de manier waarop de was wordt gedaan invloed heeft op het comfort, de waardigheid en het welzijn van bewoners. Laten we blijven staan voor een brede opvatting van wat zorg is, à la de definitie van Fisher en Tronto: ‘alles wat we doen om onze wereld te onderhouden, voort te zetten en te repareren, opdat we daarin zo goed mogelijk kunnen leven’. Alleen als we het ‘levenondersteunende web’ dat door allerlei zorgpraktijken wordt gevormd niet in stukjes scheuren, maar blijven weven en verweven, kan er daadwerkelijk zo goed mogelijk geleefd worden.

Afbeelding: H.A.M. Phtgrphy

[widget id=”footnotes_widget-2″]

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Inge van Nistelrooij

Beste Geert,
Dankjewel voor jouw reactie, daar ben ik verguld mee. Het is niet alleen dit onderwerp, maar ook de aanpak van het hele onderzoeksproject (zie: https://www.policyalternatives.ca/publications/reports/promising-practices-long-term-care ) die me zo hebben aangesproken. Een langlopend, internationaal onderzoeksproject dat beschikt over voldoende middelen en openheid om in de praktijk levende vragen op te pakken; bovendien met methodes die een voortdurend gesprek met het relationele netwerk van langdurige zorg, met werkvloer en met management, en ook met onderzoekers onderling stimuleerden; het was heel erg inspirerend. Dergelijke condities maken het mogelijk om praktijken die draaien om waardigheid en zorg, hoe triviaal ze oppervlakkig gezien ook lijken te zijn, te analyseren en verder te brengen. Ze inspireerden mij en ik ben blij dat ik die inspiratie heb weten over te brengen.
Hartelijke groeten,
Inge

Super artikel! Dankjewel Inge om dit te delen. In veel instellingen voor residentiële ouderenzorg is ‘de was’ inderdaad een item: een belangrijk item voor de bewoners en voor de medewerkers. Super toch dat zorgethici aandacht besteden aan zo’n onderwerp en het belang van ‘de was’ onderstrepen wanneer men het heeft over ‘goede’ zorg. Artikelen en onderzoek zoals dit, de manier waarop over zo’n onderwerp nagedacht wordt en hoe er over gesproken wordt, net dat is voor mij de grote kracht van zorgethiek en van de zorgethici. Weinig andere wetenschappelijke disciplines geven aandacht aan zo’n onderwerp als ‘de was’ en zullen zo’n onderwerp op deze manier benaderen. Terwijl de ervaring uit het werkveld leert dat ‘de was’ echt wel een belangrijk item is voor bewoners en personeel in de residentiële ouderenzorg. Goed werk!