Als zorg werk is, dat tijd en menskracht kost, en belangrijk is voor onze samenleving, hoe zit het dan met de eerlijke verdeling daarvan? Waarom wordt veel essentieel zorgwerk gedaan door laagbetaalde, laagopgeleide mensen? Of wordt het als ‘waardevol vrijwilligerswerk’ gezien? Dit soort vragen stonden centraal op de ‘Global Carework Summit’ in Lowell Massachusetts, begin juni. Inge van Nistelrooij en Merel Visse rapporteren over de conferentie in drie afleveringen.
In deze bijdrage: wat beoogde de conferentie en waarom is aandacht voor zorgwerk relevant voor Nederland? In de volgende bijdragen lichten ze één deelonderzoek uit een bijzonder onderzoeksprogramma, namelijk dat naar de kledingverzorging (de ‘was’, laundry) in langdurige ouderenzorg (deel 2). En in de laatste bijdrage gaan ze in op de paneldiscussie over Joan Tronto’s ‘Caring Democracy’, met Joan Tronto zelf, maar ook met panelleden uit alle bewoonde continenten. In het panel: Inge van Nistelrooij.
Een internationaal gezelschap (ca 140 vrouwen en 2 mannen) van onderzoeksters en beleidsmakers en -beïnvloeders kwam in Lowell (Massachusetts) bijeen voor de Global Carework Summit. Organisator was het ‘Carework Network’. Dit is een voornamelijk virtueel netwerk van internationale en interdisciplinaire onderzoekers gericht op het betaalde en onbetaalde werk van ‘zorgen voor mensen’.
Onder meer vertegenwoordigers van de VN, de World Bank, commerciële zorgaanbieders, onderzoekscentra en universiteiten brengen in kaart hoe het zorgwerk wordt erkend (en vaak miskend), georganiseerd (vaak ge-outsourced aan commerciële partijen) en al dan niet betaald. Tijdens de conferentie ontstond een beeld van de enorme internationale verschillen: hoe IT-professionals in India 26 weken betaald zwangerschapsverlof krijgen en daarna hoogstaande, betaalde kinderopvang op de werkplek, tegen twee weken verlof en geen medegefinancierde kinderopvang in de VS; hoe ouderenzorg in de VS veelal thuis wordt gegeven en zelfs de enorm rijken tot aan de rand van hun faillissement kan brengen (in de documentaire Care); en hoe veel ‘careworkers’ zo weinig loon krijgen dat ze in armoede leven. Ook migratie van zorgwerkers, de ‘care drain’ (het onttrekken van zorgkrachten uit een – meestal arm – land voor zorgtaken in een ander – meestal rijk – land) werd veelvuldig belicht, alsmede de totale economische bijdrage van onbetaalde zorg (niet meegeteld in het Bruto Nationaal Product) en de strijd van feministisch economen om economische cijfers meer recht te laten doen aan deze ‘onzichtbare economie’.
Inspirerend waren ook allerlei min of meer innovatieve manieren van onderzoek doen naar ‘carework’, zoals het schrijven van memoires; het verbeelden van jeugdzorgwerk in collages als vorm van arts based research; ‘flash ethnography’ (waarover meer in deel 2); een laboratorium waar verschillende preventiemaatregelen en -middelen werden getest door thuiszorgmedewerkers als onderdeel van een mixed methods onderzoek naar lichamelijke klachten; en Duits onderzoek ((Door Hildegard Theobald en Birgit Pfau-Effinger)) dat laat zien hoe gebruikelijke dualismen (informeel-formeel, onbetaald-betaald, privé-publiek, onderdrukkend-bevrijdend, familiarisering-defamilialisering van zorg), niet langer kunnen worden toegepast, omdat ze versimpelend en reducerend zijn in een complexe realiteit.
Zou zorgen in de huiselijke of nabije sfeer nu eigenlijk betaald moeten worden? Het is een oude vraag, die in de jaren ’80 een tijdje onderwerp van felle discussies is geweest, onder meer rondom het ‘moederloon’. Met de introductie van de zorgzame samenleving (1982) verzetten vrouwenbewegingen zich tegen de formalisering van mantelzorg, vanuit hun ongerustheid dat deze de al bestaande ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zou bevorderen en vrouwen zou veroordelen tot de laag- of onbetaalde zorgfuncties. Christen-democraten verzetten zich om andere redenen: zij vonden dat de drijfveer voor deze zorg anders moest zijn dan betaling, en eerder gestoeld diende te zijn op naastenliefde. Met de herziening van het zorgstelsel onder VVD-minister Hoogervorst in 2006 en met name met de afkondiging van de participatiesamenleving in 2013, worden we simpelweg geacht te zorgen voor iedereen in onze omgeving tot wiens netwerk we behoren. Iemand die deze zorg ontwijkt wordt versleten als hufter((Zie thesis Sanne Rodenburg op de Wall of Fame)), iemand die de zorg aanvaardt, is al gauw een held. Maar hoe zit het met de vergoedingen voor dit soort werk?
Ooit was er, ook met name in de jaren ’80, een andere discussie rondom het onvoorwaardelijk basisinkomen (OBi), dat bedoeld was om inkomen niet meer uitsluitend te koppelen aan werk buitenshuis. Ook nu is er een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer om het basisinkomen weer te bespreken. Aan het inkomen werd, zoals de naam zegt, geen voorwaarde gesteld. Het ging er dus bij uitstek niet om, dat een specifieke zorgverantwoordelijkheid moest worden gediagnosticeerd, geïndiceerd, geadministreerd, en aangetoond, zoals met het Persoonsgebonden Budget (PGB). Ook ging het niet om zorgverlof, waarin een tijd lang minder wordt gewerkt om te zorgen voor een dierbare. Deze voorzieningen in Nederland zijn er om niet in armoede te vervallen als je tijdelijke of permanente zorg te verrichten hebt. Het gebruik van deze voorzieningen neemt sterk toe door de afbraak van collectieve voorzieningen, zoals in de ouderenzorg. Mantelzorg wordt vaak al ‘als vanzelfsprekend’ gegeven, maar de overheid vergroot het beroep op mantelzorgers en wakkert het idee van mantelzorg als ‘burgerplicht’ aan. De participatiesamenleving is gebouwd op de veronderstelling dat iedereen tijd, zin, de capaciteiten én de middelen heeft om ‘actief burger’ te worden, voor zichzelf, de omgeving en voor anderen te zorgen.[pullquote]Lees ook het artikel ‘Different perspectives on care work‘ over deze conferentie op Care-Ethics.org.[/pullquote]
De realiteit is treffend verwoord door Jet Isarin in de titel ‘Mantelzorg in een ontmantelde privésfeer’. Inderdaad is de privésfeer – door bepaalde keuzes in het verleden, zoals inzet op betaalde arbeid voor iedereen – ontmanteld geraakt. Uitgangspunt is dat iedereen in zijn of haar eigen inkomen voorziet, en verlofregelingen zijn reparaties die dienen om de gaten die in het familie- en sociale netwerk vallen op te vangen. Uitgangspunt is dus niet: er is een sfeer waarin mensen samenleven en ook noodzakelijke zorg voor elkaar dragen. Zou het zin hebben om de oude discussie, over een algemene vergoeding onafhankelijk van werk buitenshuis, of gekoppeld aan zorg, nieuw leven in te blazen? Immers, Dronkers en Vosman (2016) stelden al dat mantelzorg geen passende naam meer is: ze is vervanging van professionele zorg geworden, een stoplap voor de gaten die vallen in de verdeling van schaarse collectieve zorgmiddelen.
Vaak wordt zorgethiek een perspectief genoemd, en ‘zorg’ is dan een lens waar doorheen je naar de werkelijkheid kijkt. Deze conferentie draaide de gedachte om: als je door de lens van ‘werk’ naar zorgen kijkt, dan wordt het een belangrijke activiteit die meer mee zou moeten tellen in economische ramingen, beleidsplannen, en sociale analyses. Omgekeerd kleeft er ook een risico aan deze ‘werk-lens’: als je zorgen bekijkt door de lens van ‘werk’, is het geen integraal geheel meer voor de ‘hele mens’. Lichamelijke, geestelijke, sociale, en zinvolle zorg, zorg voor bed, eten, kleding, beweging, etc. zijn losse elementen geworden die je kunt toewijzen aan afzonderlijke mensen. Zorgen raakt dan gefragmenteerd en delen kunnen worden uitbesteed. Wat er dan gebeurt is het onderwerp van onderzoek dat we bespreken in de volgende bijdrage.
0 reacties