Samen met een collega bevind ik mij in de kamer van een verslaafde prostituee. Langs de muren, op het kapotte linoleum, staan plastic tassen en vuilniszakken opgestapeld met daarin (naar alle waarschijnlijkheid) al haar aardse bezittingen. In een hoek ligt een stapel wasgoed. Zij zit op het bed te roken, op een tafeltje staat een overvolle asbak. Ze heeft geen zin om met ons te praten. Ze is boos en verdrietig tegelijk.
Ik kijk haar in haar ogen en zie tranen. Ik luister naar haar woorden en hoor boosheid. Waarom ben ik dan het meeste geraakt door de teddybeer? Je weet wel, zon mooi klassiek beeld van een teddybeer die veel geknuffeld is. Hier en daar een beetje kaal. Het kopje steekt nog net boven een stapel tassen uit en kijkt mij aan. Hij loenst een beetje.
Na het gesprek loop ik samen met mijn collega naar de auto. We zijn wat bedeesd. Nu en dan doorbreken we de stilte. Ik zeg: Wat een uitzichtloosheid. We lopen verder. Zij zegt: Het is net of ze in een vicieuze cirkel zit. Ze heeft geen leuk leven gehad en daarom ging ze aan de drugs. En om aan nieuwe drugs te komen moet ze weer geen leuke dingen doen. Hoe kun je daar nu aan ontkomen? Ik overpeins hardop: Waar is Richard Gere als je em nodig hebt? Die je a la Pretty Woman komt redden uit de misère?
Er zijn vast wel prostituees die hun werk met plezier doen. Ook al kan ik mij daar niet zo goed in verplaatsen. Dat wil ik wel aannemen. En als een persoon uit vrije wil kiest voor dit vak, waarom zou ik er dan moeilijk over doen? Maar het zit em bij deze mevrouw in die vrije wil. Ik geloof niet dat tippelen voor haar een vrije keuze is.
Al met al is het ons niet gelukt om met haar in gesprek te komen. Zij werd steeds bozer, zelfs dreigend. Wij probeerden om openingen voor gesprek te bieden. Het liep op niets uit. Vooraf dacht ik nog dat het handig was om met twee vrouwen, en juist geen man(nen), naar dit gesprek te gaan. Misschien was dit wat dom. Als ik onszelf terugverplaats in haar kamer moet dit confronterend zijn geweest. Twee carrièrevrouwen, die goed zitten in woorden, kleren en status. Au, dat moet (ook al weer) pijn hebben gedaan.
Ik rijd mijn collega terug naar het werk waar haar auto staat. Het is kwart over vier. Mijn collega zegt: Ik denk dat ik niet meer naar mijn kamer ga. Ik kan mijn hoofd er toch niet bijhouden. Ik laat mij makkelijk overhalen en ga ook naar huis. Onderweg peins ik nog over de teddybeer na. Die staat gebrand op mijn netvlies.
Ben ik hier zo door geraakt omdat dit nog het enige zachte in haar leven is? Omdat het zoiets normaals is in een verder (voor mij) vervreemdende omgeving? Misschien is de relatie met haar teddybeer wel de meest waardevolle relatie die zij nu heeft. De teddybeer is veilig, die zou haar nooit pijn doen of uitbuiten.
Ik had graag mijn medemenselijkheid getoond. Haar oprechte aandacht willen geven, naar haar willen luisteren. Maar onze relatie was te asymmetrisch. Een brug hebben we niet kunnen bouwen. Daarvoor is inspanning aan beide oevers nodig. En dat zat er niet in. Ik blijf achter met een gevoel van moedeloosheid, maar dat is waarschijnlijk een schim van wat zij ervaart.
Swanny Kremer
2 reacties
P. Braun
Swanky, mooi beschreven. Behalve de a-symmetrie is er ook de tijd. Is het mogelijk om in de tijd van één gesprek een gat (of deuk of zelfs maar kras) te slaan in de afweer. Een pantser dat waarschijnlijk nodig is om overeind te blijven in een wereld waarin wantrouwen, pijn en verdriet meer aanwezig zijn dan (zelf)vertrouwen, gehechtheid en toekomst.
Dan is misschien wel heel veel tijd nodig om uiterst langzaam iemand meer tot zichzelf te laten komen. Niet de emotie of het inzicht uitvragen. Maar zelf laten komen.
Waar is tegenwoordig daar nog tijd voor?
Inderdaad een trieste en verdrietigstemmende situatie.
Swanny
Dank je Peter. En ja, ’tijd’ is zeker een belangrijk aspect. Ik wandelde haar leven even binnen en niet lang daarna verdween ik daar weer uit. Wat had ik mogen verwachten? En wat verwachtte zij? Het blijft een indrukwekkende ontmoeting waar ik nog regelmatig aan terugdenk.