Mieke Grijpdonck

9 – 12 minuten

0 reacties

Hoe kan een exposure-ervaring de zorgethische praktijk het beste dienen? Deze vraag stond centraal in een symposium dat sTimul, het zorgethisch lab van Moorsele (Uitgenodigd waren onderzoekers uit binnen- en buitenland (Nederland, Engeland, Frankrijk en Denemarken.) die over exposure hebben gewerkt en professionals die in de praktijk met vormen van exposure aan de slag zijn.
De aanleiding tot het symposium waren de onderzoeken die Linus Vanlaere met Sarah Janssens en Nele Janssens over vormen van exposure opzette. In het symposium werden verschillende vormen van exposure en onderzoek daarover voorgesteld en besproken. Centraal stond de vraag naar de betekenis van (vormen van) exposure voor de zorgethische praktijk.
Emeritus hoogleraar Verpleegwetenschap prof. dr. Mieke Grypdonck woonde het symposium bij en geeft hieronder een  korte weergave, in de vorm van besluiten – haar besluiten –  uit wat in het symposium aan de orde is gekomen. Een uitvoeriger verslag wordt in bijgevoegd document gegeven.

Onderdompeling in de leefwereld van de ander

De kern van de exposure-ervaring is de onderdompeling in de leefwereld van de ander. Voor zorgontvangers in de ouderenzorg  en voor patiënten maakt het zorg ontvangen van die leefwereld deel uit, maar het is tegelijkertijd maar een element ervan.

Een effectieve exposure- ervaring haalt de professional uit de positie waarin zijn professionele ervaring hem plaatst en soms fixeert. Ze maakt hem/haar meer receptief voor wat er zich bij de ander afspeelt en wat er voor hem op het spel staat. Ze stelt hem/haar in staat (meer) open aandacht te geven. De exposure-ervaring moet een perspectiefwissel inhouden, en deze perspectiefwissel moet – als het goed is – tot een blijvende attitude worden. De professional kijkt niet meer vanuit zichzelf naar zijn “cliënten”, maar vanuit de (potentiële) zorgontvangers naar zichzelf: gegeven dat de zaken er zo voorstaan, wat is dan voor de zorgontvanger van betekenis en wat is de betekenis die hij voor de zorgontvanger kan hebben?

Een exposure-ervaring moet ook engagement creëren. Weten, en zelfs begrijpen, is niet voldoende.  De ander zien als een persoon, en niet in de eerste plaats als een cliënt of een zorgontvanger, begrijpen wat er voor hem op het spel staat, zich bewustzijn van de complexiteiten  van zijn leven zetten – als het goed is – de zorgverlener ertoe aan een andere balans te brengen in het nastreven van zijn eigen belangen en die van de zorgontvanger. De exposure-ervaring kan – als het goed is – het begin zijn van een groei waarin deze balans geleidelijk kan verschuiven.

Exposure kan vele vormen aannemen. In het symposium is bericht over de beloftevolle ontwikkeling van thuiszorgexposure, voor werkers in de thuiszorg, en van gespreksexposure, toegepast bij zorgverleners in de geriatrie. Evengoed als zorg afgestemd moet zijn op de noden van de zorgontvanger moet de vorm van exposure afgestemd zijn op de noden van de professional. De vraag wat werkt voor wie onder welke omstandigheden heeft een belangrijke plaats op de onderzoeksagenda.

Ervaringgestuurd leren met diepgaande resultaten

Exposure is een van de vormen van ervaringgestuurd leren. Ervaringgestuurd leren is in de zorgethische ontwikkeling van individuen van groot belang omdat het de internalisatie van boodschappen en inzichten bevordert. Niet “ik word gezegd dat ik moet” of ipse dixit,  de autoriteit vindt dat het zo is, maar ik weet van binnenuit dat het zo is, en ik moet daar van binnenuit gehoor aan geven. [pullquote]Artsen of verpleegkundigen die (ernstig) ziek worden en daarvan vooral ook leren “wat ze nooit meer zullen doen” zijn voorbeelden van onbedoelde exposure.[/pullquote]Een experientiële leerervaring kan slechts een exposure heten als ze beantwoordt aan bepaalde kenmerken: het moet gaan om de onderdompeling in de leefwereld van de (potentiële) zorgontvangers; de ervaring moet erop gericht zijn niet  alleen inzicht te laten ontstaan maar ook engagement voor de zaak van de zorgontvanger. De blootstelling moet gericht zijn op diepgaande resultaten. Of een leerervaring – bewust opgezet of zich spontaan voordoend – al of niet terecht exposure wordt genoemd is van secundair belang zolang men maar geen gevolgen verwacht of veronderstelt die van de ervaring niet kunnen verwacht worden. Helaas komen dergelijke onterechte overdrachten van verwachtingen veelvuldig voor – niet alleen in het geval van exposure maar  in veel gevallen waarin iets als waardevol en nodig wordt beschouwd maar praktisch (vaak: economisch) moeilijk te realiseren is. De wens is dan vaak de vader van de gedachte, maar teleurstelling (en soms onterechte verwijten van onwerkzaamheid of van beperkte waarde) onvermijdelijk. Dat laatste vraagt dus een zekere bewaking van (in ons geval exposure-)praktijken. Dat is echter gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Verder onderzoek voor verdieping van zorgethische praktijk

Ervaringen –  exposure-ervaringen en andere – kunnen een proces op gang brengen dat leidt tot een verdieping van zorgethische praktijk. Hoe dat gebeurt, is een dringend punt op de onderzoeksagenda. Reflectie speelt zeker een belangrijke rol, lichamelijke ervaringen zeker ook. Hoe reflectie en lichamelijke ervaringen op elkaar inspelen is nog een open vraag.

De rol van taal en van concepten, die wat ervaren is boven die ervaring kunnen uittillen, maar ook van de ervaring kunnen vervreemden – is een intrigerende vraag. Dat is zeker het geval wanneer het gaat over zorgverleners die weinig neiging hebben van meer abstracte concepten gebruik te maken, zoals verzorgenden maar ook (zelfs Bachelor opgeleide) verpleegkundigen. Hoe reflectie op (gecreëerde) ervaringen bevorderd kan worden (of belemmerd wordt) door begeleiders is een andere, zeer dringende vraag. De relatie met leerstijlen dient onderzocht te worden, en wellicht is leerstijl een variabele om in onderzoek over exposure en ervaringgestuurd leren in het algemeen op te nemen.

Verder onderzoek over de rol en de interrelatie van de vijf zorgethische competenties (zorgethisch waarnemen, zorgethisch weten; zorgethisch doen; zorgethisch reflecteren en zorgethisch zijn) (Gallagher 2006) die sTimul inmiddels als onderbouwing van haar werkzaamheden heeft gekozen  en in zorgethische zin heeft uitgewerkt (Valaere et al, 2016) in een zorgethische praktijk en in zorgethische educatie kan ons helpen om het proces van zorgethische groei beter te begrijpen.

Op weg naar goed afgestemde zorg

Exposure is, wanneer het succesvol is, een eerste stap. Om succesvol te zijn moet de exposure leiden tot het beter begrijpen van de leefwereld van de ander, zowel als van het anders zijn van de ander, en aanzetten en kracht geven tot actie. Onterecht eigen ervaringen generaliseren kan afgestemde zorg in de weg staan, en behoeft veel aandacht in de begeleiding van sessies gericht op het hanteren van die eigen ervaringen als vorm van exposure. Het gaat bij exposure niet alleen om empathie. Empathie is waarschijnlijk ook niet voldoende om tot goed afgestemde zorg te komen. Omdat op de weg van de professional veel hinderpalen omzeild moeten  worden  is een krachtig engagement nodig . Het is de functie van de exposure dat te creëren. [pullquote]5 zorgethische competenties: zorgethisch zien; weten; doen; reflecteren en zijn.  [/pullquote]Exposure is een eerste (of een intermediaire) stap. Hoe van ervaring naar veranderingen in de wijze waarop men zorg verleent komen is, uiteraard, een cruciaal vraagstuk. Samen leren met en van elkaar kan helpen om de grens over te steken van de ervaring naar actie. Te denken valt bijvoorbeeld aan: samen leren in een Learning Community, mensen stimuleren om aandacht te geven aan wat ze doen als akten van kleine goedheid, veiligheid scheppen en ruimte maken om de eigen beperkingen onder ogen te zien zonder erdoor bedreigd te zijn, managementvisies en beslissingen die congruent zijn met de zorgethische visie, en bemoediging in de vroege fasen van verandering van gedragswijze, als er nog veel onzekerheid is. Echter, de wijze waarop zorg plaats vindt in een georganiseerde context bevat vaak aansporingen om van de goede voornemens af te wijken of om de eigen inzichten te vergeten. Daarom zullen herhaalde of voortdurende aandacht en acties om zorgethische praktijk te bevorderen, steeds nodig zijn.

De context van organisatie en maatschappij

Organisatorische en maatschappelijke krachten kunnen convergent zijn met de zorgethische verandering van zorg, maar ze kunnen er ook tegengesteld aan zijn. Zorgethische praktijk bevorderen vereist die krachten en de processen die ze opwekken of onderhouden te begrijpen, onze mogelijkheden om ze te hanteren te vergroten en de creativiteit te bezitten om er omheen te lopen als ze niet veranderd kunnen worden. Participatief actieonderzoek kan van betekenis zijn in veranderingsprocessen die een meer zorgethische praktijk op het oog hebben, zoals ze ook nuttig zijn gebleken in verband met andere thema’s. Het relationele karakter van zorgethiek past goed bij het participatieve karkater van deze benadering. Ervaringen met dit soort onderzoek bestuderen is een opdracht voor diegenen die geïnteresseerd zijn in zorgethische veranderingstrajecten.

Veranderingen in de richting van een meer zorgethische zorg kunnen echter niet “gemaakt” of van boven- of buitenaf bewerkstelligd worden. Zorgethisch gedrag is immers niet afdwingbaar. Het kan niet geëist worden door managers.  Het moet groeien, er is  geduld voor nodig. Organisaties, maar kennelijk ook subsidiegevers lijken het nodige geduld wel eens te missen.

Onderzoek als bron voor praktijk, praktijk als bron van inzicht

Zorgethische praktijk bevorderen veronderstelt antwoorden op vele vragen. Die antwoorden zullen onze mogelijkheden om praktijken in de gewenste richting te veranderen vergroten. Tegelijkertijd zal gebruik maken van wat al bekend is nieuwe kennis creëren. Dat is immers het credo van sTimul: onderzoek als een bron voor de praktijk,  de praktijk als een bron van inzicht. Er is nog veel werk te doen, en na dit symposium zijn we er met velen van overtuigd dat we nog meer symposiums als dit nodig hebben, waarin praktijken en onderzoek worden bediscussieerd, de discussies leiden tot conceptuele ontwikkelingen en de conceptuele ontwikkelingen leiden tot betere praktijken. Een volgend symposium zien we al zitten, bijvoorbeeld handelend over zorgethische “educatie” in de verpleegkundige opleidingen, zowel op HBO-V (of MBO-V) als Bachelor niveau.

Mieke Grypdonck

[button link=”https://www.zorgethiek.nu/wp-content/uploads/2016/12/Exposure-en-zorgethiek_Mieke-Grypdonck.pdf” bg_color=”#e49c00″ window=”yes”]Download artikel[/button]

Op het symposium werden presentaties gehouden door Andries Baart, Linus Vanlaere, Mieke Grypdonck (mede namens  Linus Vanlaere en Madeleine Timmermann), Ann Gallagher (mede namens M. Zasda en M. Peacock), Elly Beurskens, Nele Janssens, Joke Lemiengre en Leentje Dewachter, Madeleine Timmermann, Trees Coucke, en Vivianne Baur. Katrien Ruytjens was moderator. Het symposium werd voorbereid door Linus Vanlaere, Nele Janssens en Mieke Grypdonck.

Verwijzingen

Gallagher A. 2006. The teaching of nursing ethics: content and method. Promoting ethical competence. In: Davis A, Tschudin V, De Raeve L, editors. Essentials of Teaching and Learning in Nursing Ethics. p 223-239.

Vanlaere L, Timmermann M, Grypdonck M. 2016. Pflegehandeln am eigenen Körper erfahren – ‘Ausgesetztsein’ in simulierten Situationen. In: Conradi E, Vosman F, editors. Schlüsselbegriffe der Care-Ethik. Praxis der Achtsamkeit. Frankfurt: Campus.

 

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *