Vijf jaar geleden stelden ze zichzelf een doel: de recidive van hun cliënten moest omlaag. Het bleek een uitdagende, maar geen onmogelijke opgave voor Inforsa, de Amsterdamse instelling voor intensieve en forensische psychiatrie. Petra Schaftenaar en Ivo van Outheusden trokken de kar en zeggen: “Het antwoord schuilt erin dat een cliënt na behandeling niet zonder pardon naar de volgende instantie wordt doorgeschoven. Wij houden contact. In goede én slechte tijden.”
Zorginnovator Petra Schaftenaar en psychiater/directeur behandelzaken Ivo van Outheusden, beiden werkzaam bij Inforsa, schetsen het beeld van de gemiddelde cliënt die voet over de drempel van hun instelling zet. ‘Ze komen binnen en hebben dan al een lang traject van behandelingen, maatregelen en straf achter de rug. Ze vertrouwen niets of niemand en geven aan dat ze hun tijd binnen de muren ‘wel zullen uitzitten’. Om daarna via de draaideur op dezelfde voet verder te gaan. Met of zonder nieuwe verantwoordelijke instantie achter zich aan.’
Dit uitzichtloze patroon van komen en gaan, vallen en opstaan, wilden Schaftenaar en Van Outheusden doorbreken. Zeker bij de groep ‘overige forensische psychiatrie’, waar de recidive opliep tot 40 procent. ‘Cijfers bij tbs waren veel gunstiger, daar is de recidive 20 procent. Wij wilden daar met onze overige zorg – onder wie ISD- en artikel 37-cliënten – ook naartoe’, zegt Schaftenaar.
Gesprekken en brainstormsessies met behandelaars van de werkvloer, voedden de gedachte ‘de crux ‘m zit in het creëren van verbinding en vertrouwen’. Dat klinkt misschien wat abstract, maar van zweverigheid willen Schaftenaar en Van Outheusden niet weten. Van Outheusden: ‘Als je erover nadenkt, ligt het eigenlijk erg voor de hand. In het systeem voor psychiatrische zorg worden mensen voortdurend van het ene naar het andere bakje geschoven. Je bouwt iets op, neemt afscheid, je bouwt iets op, je moet weer door. Ik begrijp wel dat zoiets voortdurend als een afwijzing voelt. Dat zeggen cliënten zelf ook: “We hebben zo vaak geprobeerd vertrouwen te stellen in onze behandelaars, en het heeft ons niets opgeleverd”. Wij hebben gezegd; als het dan in het belang is van de cliënt dat er een duurzame vertrouwensrelatie ontstaat, dat er volgehouden contact is, dan gaan we dat organiseren. Dat is niet eenvoudig, want het Nederlandse systeem zit zo niet in elkaar, maar we lijken er toch in geslaagd.’
Inforsa blijft cliënten die de instelling hebben verlaten, volgen. In het begin intensief, later doorgaans steeds minder. ‘Al snel bleek dat het wérkt’, zegt Schaftenaar. ‘De behoefte van mensen om ergens bij te horen, is gewoon heel groot. De afwijzende houding waarmee ze binnenkomen, is niets anders dan een vorm van zelfbescherming. De angst om jezelf open te stellen en dan toch met lege handen komen te staan, is groot.’
Van Outheusden: ‘Wij bieden een alternatief door er voor deze mensen te zijn en te blijven. De resultaten die dat oplevert, zijn zeer bemoedigend.’ De tweede tussenmeting naar de effecten van de behandeling is afgesloten en laat zien dat de recidive gehalveerd is. Dat de aanpak van Inforsa aanslaat, komt volgens Schaftenaar en Van Outheusden doordat er niet alleen contact is als het slecht gaat. ‘Dat zijn ze zó gewend, dat de instanties op de stoep staan als het misgaat. Door ze te helpen bij een verhuizing, ze uit te nodigen voor een feest in de instelling, gewoon eens een kaartje te sturen, ontdekken ze dat interesse ook bestendig kan zijn. Met als gevolg dat ze ons sneller bellen als het onverhoopt toch misgaat. Er zit een bepaalde wederkerigheid in die heel wezenlijk voor deze mensen is. Vaak hebben ze niemand meer die voor ze klaarstaat – familie en vrienden zijn veelal afgehaakt’, zegt Schaftenaar.
Over het hóe ze het organiseren, zegt Van Outheusden: ‘Allereerst moet het idee door de kritische massa in de organisatie gedragen worden. Gelukkig stond iedereen hier achter onze keuze en houdt het management er in de bezetting rekening mee. Een telefoontje kun je als je hier aan het werk bent tussendoor altijd wel plegen, maar onze mensen moeten ook weleens afreizen naar Groningen of Zeeland voor een ontmoeting. Daar moest in het rooster ruimte voor zijn. En die is er ook gekomen.’
Schaftenaar vult aan: ‘En dan zie je een mooi neveneffect. Onze professionals halen veel meer voldoening uit hun werk. Ook zij bleken het heel moeilijk te vinden om mensen de hand te schudden en te zeggen: het ga je goed, terwijl je weet dat het niet goed zal gaan. Dat gevoel, dat ik heel goed kan begrijpen, is er nu veel minder.’
Maar hoe zit het met de ketenpartners? Ervaren die de terugkerende aandacht van Inforsa niet als ongewenste bemoeienis? ‘Het was wel even wennen voor ze’, zegt Schaftenaar eerlijk. ‘Het is aan ons om duidelijk te maken dat we geen behandelaar meer zijn, maar iets wat wij ‘naastbetrokkene’ noemen. Als onze ketenpartners dat anders ervaren, dan hebben wij wat fout gedaan. En hoewel het contact met onze oud-cliënten op de eerste plaats komt, steken wij ook tijd in het onderhouden van de relatie met de ketenpartners. Die moet goed zijn.’
Behalve dat de recidivecijfers lijken te dalen – Schaftenaar en Van Outheusden blijven voorzichtig in hun uitspraken – zijn er meer opvallende effecten van de nieuwe aanpak. ‘Als cliënten ons verlaten, doen wij altijd de belofte dat ze heropgenomen kunnen worden. Dat is in al die jaren één keer gebeurd. Ook vindt het verlengde contact alleen plaats als de cliënt dat wil. De keren dat die behoefte er niet was, zijn op de vingers van één hand te tellen. Sterker nog: het komt voor dat cliënten tegen een nieuwe behandelaar zeggen: Bel alsjeblieft Inforsa even, zij weten hoe het zit. Dit sterkt ons in de gedachte dat we met iets heel belangrijks bezig zijn’, zegt Van Outheusden. ‘Niet omdat wij het beter weten, maar omdat cliënten in een moeilijke situatie even kunnen terugvallen op iemand die ze vertrouwen.’ Schaftenaar: ‘Werkelijk iets toe kunnen voegen aan de zorg is heel mooi om te doen. De komende jaren gaan wij hiermee verder en doen we onderzoek om zicht te geven op de betekenis voor de cliënten en de samenleving.’
Tekst: Nienke Ledegang; Beeld: Edwin Goed
Bron: DJIzien, november 2016
DJIzien
is een digitaal magazine voor ketenpartners van de Dienst Justiciële Inrichtingen, dat drie keer per jaar verschijnt. Men kan zich hier abonneren op dit gratis E-zine.
1 reactie
Hanneke
Ik raad de heer Ivo van Outheusden aan om mijn boek eens te lezen.
Het schrijnende verhaal over mijn dochter die opgenomen was in de KIB, in de tijd dat Ivo van Outheusden daar geneesheer-directeur was.
Niks ‘We houden contact in goede en slechte tijden’, maar wel zeer kwetsbare mensen weg laten kwijnen en contact met de familie ontzeggen.
Pillen, pillen en nog eens pillen, dat is waar het om draait in een liefdeloze kille omgeving waar mijn kind zonder mijn toestemming bijna gedwongen elektroshocks zou krijgen.
https://www.bol.com/nl/p/julia/9200000095550180