Tot voor kort kende ik de overall alleen als een handig kledingstuk voor wie een boerderij bezoekt. Maar tegenwoordig is ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) aan de overall. Het bureau publiceerde vorige week de ‘Overall rapportage sociaal domein’. Deze nieuwste monitor van het SCP biedt een uitgebreide verkenning van recente maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen op de terreinen werk, jeugd en zorg.
Op die drie gebieden zijn sinds 1 januari 2015 veel verantwoordelijkheden van de nationale naar de lokale overheid verschoven. Meer dan de landelijke overheid, zouden gemeentes in staat zijn om op een adequate en efficiënte manier de zorg en ondersteuning te organiseren die burgers nodig hebben om zoveel mogelijk aan de samenleving deel te nemen. Onderdeel van de ‘Overall rapportage’ van het SCP zijn case studies binnen drie gemeenten. Op welke manieren geven zij vorm aan hun opdracht bij te dragen aan de participatiesamenleving?
Ergens in de inleiding bij die case studies staat het intrigerende zinnetje: ‘Gezien het grote aantal onderzoeken naar de gevolgen van de decentralisaties hebben we de keuze voor gemeenten ook afgestemd met andere lopende en geplande onderzoeken, teneinde de onderzoekslast voor gemeenten zoveel mogelijk te beperken.’ Er wordt blijkbaar veel gemonitord rondom de huidige taakverschuivingen. En dat is begrijpelijk, want de veranderingen zijn ingrijpend.
Onderdeel van de decentralisatie vormt een herinrichting van het zorgdomein. Die krijgt onder andere vorm via de vernieuwde Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Uitgangspunt van die wet is het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met beperkingen, psychische of psychosociale problemen. Om dat te bereiken moet hun ‘eigen kracht’ of ‘participatievermogen’ versterkt worden. Vanuit de gedachte dat dit het welzijn van mensen bevordert en vanuit de verwachting dat het goedkoper is als burgers zelf meer gaan doen.
Zoals een van de geïnterviewde ambtenaren tegen het SCP zei: ‘dan probeer je een vriend die er heel dicht bij staat zoveel mogelijk te laten doen. Want dan heb ik wel zoiets van: ambulante begeleiding zou ik niet zo snel inzetten, eerst maar eens op het netwerk richten. Is ook goedkoper, is ook een beetje de bedoeling natuurlijk van het hele traject.’
In de aanloop naar de huidige beleidsvernieuwingen is er veel en interessant onderzoek gedaan dat deed vermoeden dat er beperkingen zouden zitten aan die ‘eigen kracht’ en aan de mogelijkheden om het eigen netwerk in te zetten. Zo is er gewaarschuwd voor vraagverlegenheid van mensen die eigenlijk ondersteuning nodig hebben. En ook voor handelingsverlegenheid onder mogelijke zorgverleners: mensen willen eerst zeker weten dat hulp wel gewenst is. Ook is er al vroeg gewezen op de negatieve effecten van de autonomie-paradox: door mensen afhankelijk te maken van het eigen netwerk neemt de eigen autonomie eerder af dan toe, omdat zorgvragers het moeten doen met de goede wil van hun omgeving. Gezien deze vraagtekens is het logisch dat er nogal wat interesse bestaat in de vraag in hoeverre deze al lang benoemde schaduwzijden bewaarheid zouden worden.
In de ‘Overall rapportage’ zijn deze hobbels inderdaad terug te vinden. Naast alle waardering die er terecht is voor de eigen kracht benadering, geven de ondervraagden aan dat er grenzen zijn aan de mate waarin zorg aan het eigen netwerk ontleend kan worden. Zo concludeert het SCP dat: ‘een effectieve eigen-kracht-aanpak niet hetzelfde is als: zoek het zelf maar uit!
Het mobiliseren van de eigen kracht van burgers, met name van mensen die met meervoudige problematiek te maken hebben, is een proces dat geleidelijkheid, aandacht en kunde vergt van professionals. Het winnen aan zelfstandigheid gaat in kleine stappen. Het hoeft daarom niet automatisch en direct veel winst op te leveren in de benodigde menskracht.’
Naast de case studies biedt de ‘Overall rapportage’ veel statistisch materiaal. Ook daaruit blijkt dat er grenzen zijn aan het inzetten van het eigen netwerk. Van de mensen die geen gebruik maken van sociale voorzieningen, is driekwart in staat om zelf of binnen het eigen netwerk problemen op te lossen. Niet verbazingwekkend is het aandeel zelfoplossers onder mensen die een Wmo-voorziening gebruiken veel kleiner, namelijk 7%. 22% moet bij problemen in ieder geval ook een beroepskracht inschakelen.
Echter, bijna 40% van de Wmo-gebruikers kan problemen niet zelf, noch op een andere manier oplossen. Vooral dat laatste is een verontrustend cijfer dat laat zien dat ondersteuning zeer noodzakelijk is en blijft: zonder gaat het niet.
Uit een vergelijking van alle groepen die gebruik maken van sociale voorzieningen op het gebied van werk, jeugd of zorg, concludeert het SCP dat het beperkte netwerk van mensen in de Wmo hen bovengemiddeld belemmert: ‘Mensen die gebruikmaken van de Wmo, hebben gemiddeld het kleinste hulpnetwerk en kunnen dus het minst vaak terugvallen op hun sociale netwerk: hun objectieve kwaliteit van leven is minder goed dan die van andere groepen.’
Het is de vraag of hier iets aan te doen is, ondanks alle cursussen netwerkversterking, assertiviteit en hulp vragen die worden aangeboden. Wellicht is een oplossing binnen het eigen, vaak beperkte netwerk gewoon niet altijd voorhanden en heeft het ‘participatievermogen’ zijn grenzen. Dit kan nog door vele onderzoekers gemonitord worden, maar het lijkt tijd om de politieke vraag te stellen wat de grenzen zouden moeten zijn aan de drang en dwang richting netwerkoplossingen en eigen kracht.
Dit is een vraag waar de samenleving als geheel een antwoord op moet geven en die niet mag worden weggeschoven richting gemeenten, laat staan richting kwetsbare burgers zelf.
Pieter Dronkers
Ethicus en Docent Zorgethiek, Master Zorgethiek en Beleid, aan de Universiteit voor Humanistiek. Voorafgaand zijn promotiestudie – Loyaliteit en Burgerschap – was hij beleidsmedewerker bij het College voor de Rechten van de Mens (voorheen Commissie Gelijke Behandeling) en daarna heeft hij langere tijd gewoond en gewerkt in Israël en de bezette Palestijnse gebieden. Momenteel is hij ook werkzaam als predikant in de vrijzinnige Remonstrantse Gemeente Utrecht.
Tekst: Pieter Dronkers
2 reacties
Pieter Dronkers
Beste Merel, dank voor de aanvulling. Ik ga op zoek op naar die uitzending van Kruispunt.
Merel Hagedoorn
Goed stuk! Bekend met het initiatief “Wedde dat ’t lukt” in het dorpje Wedde in Oost-Groningen? KRO Kruispunt heeft er een item over gemaakt. Heel kort door de bocht: de plaatselijke huisartsenpraktijk heeft samen met de dorpsraad een structuur opgezet die hulpvragen tegemoet komt met zowel de formele als de informele zorg. Participatie in de praktijk!