In Alkmaar is meesterschilder Jacob Cornelisz van Oostsanen (1475-1533) in de spotlights gezet. Het Stedelijk Museum en Grote kerk tonen zijn werk en het mag een uitzonderlijke prestatie heten dat zij werk uit allerlei musea hebben weten te lenen zodat de bezoeker het werk bij elkaar kan zien.
Van Oostsanen is meester in verfijnde weergave: van haartjes, plooien en de oogopslag. Meester in het opzetten van vanzelfsprekende gemeenschap: de bonte gezelschappen, vol engelen, cherubijnen, mensen uit verschillende tijden op één doek, zijn een gemeenschap die zonder twijfel bijeen hoort. Hier lopen voormoderne mensen rond, al laat van Oostsanen zich door de zestiende eeuwse renaissance zichtbaar beïnvloeden, met tempelachtige gebouwen en doorzichten op een landschap. De proporties van de afgebeelde mensen kloppen niet zo goed: figuren op de achtergrond zijn wat groter dan zou moeten. Maar aan hun menselijkheid hoeven we nooit te twijfelen: vlees en bloed, bewogen, intiem met elkaar verbonden, met handen die altijd wat doen: ontvangen, zegenen, wijzen, behoeden. Als de figuren door een fantasma zijn gegrepen zoals Salome met het bloedend hoofd van Johannes voor haar borst doen ze dat zonder mits en maar: mijn almachtswens is zijn dood.
De voormoderne mensen die de doeken bevolken zijn ondanks hun rijke gewaden heel alledaags en lijfelijk. Bedroefde mensen wringen hun handen en huilen. Lachen is voluit lachen, geen grimlachje. Jacob voltooit in de absis van de Grote Kerk het Laatste oordeel in 1518. Dat is het jaar dat Erasmus zijn Lof der geneeskunde publiceert: ‘wij kunnen zelf ingrijpen’. Bij Jacob is het meer: het is zoals het is. In dat Laatste Oordeel zien we mensen met heel hun gezicht verlangen, met hun lippen en hun ogen uitreiken naar redding. Mensen draaien hun lijf, in toewending en afwending. Geen geaarzel en één met zichzelf, geen identiteitsgezoek, maar je lijf is je leven. Als je de boel hebt verpest is dat geen ‘psychosociale situatie’, maar met huid en haar sta je er voor. En Van Oostsanen schildert die huid en dat haar.
Deze voormoderne mensen en hun vanzelfsprekende gemeenschap met elkaar en met God vormen voor ons, laatmodernen, geen ideale situatie. Maar wat nu als er toch zo iets is al gemeenschap, bij elkaar horen, zonder sociaal contract? Wat als vóór de oneindige interpretatie van woorden er zo iets is als het lijf: lijven die maar al te goed weten wat leven inhoudt, lijven die zich tonen? Wat als de arbeid en de toewijding in je handelen geen kwestie van zelfontplooiing is maar alleen iets betekenen in het grotere geheel? Vreemd is de wereld van Van Oostsanen, maar bij nader inzien niet alleen vreemd.
Meer informatie over Jacob Cornelisz. van Oostsanen op Jacobcornelisz.nl
0 reacties