Leden van het Ethisch Elftal reageren op een moreel dilemma uit de zorgpraktijk. Deze keer een geestelijk verzorger die van een bewoner met een verstandelijke beperking hoort dat ze van een andere bewoner het voorstel kreeg om ‘aangename dingen’ in de bosjes te doen. Zij is niet op de avances ingegaan, maar wil dit voorval beslist niet bespreken met haar persoonlijk begeleiders. Wat nu te doen? Marije Stegenga, stafmedewerker van Reliëf, en Elske Cazemier, geestelijk verzorger bij Amsta (Amsterdam), reageren.
Mevrouw V. woont op het landgoed van een zorgaanbieder. Zij heeft een verstandelijke beperking (hoog niveau) en is waarschijnlijk beginnend dementerend. Zij mag onbegeleid over het terrein fietsen. De geestelijk verzorger bespreekt maandelijks de voorbije weken met haar. Meestal wordt met gebed afgesloten. Onverwacht stelt mevrouw V. een nieuw onderwerp aan de orde. De heer M. (ook een gesprekspartner van de geestelijk verzorger) heeft haar voorgesteld ‘de bosjes in te gaan’ om ‘aangename dingen’ te doen. Zij heeft geweigerd omdat ‘de Heer dat niet wil’. Zij zegt zelf ook niet te willen, maar haar ogen lijken een andere taal te spreken. De geestelijk verzorger dringt aan dat mevrouw dit bespreekt met haar persoonlijk begeleider of gedragskundige. Mevrouw weigert pertinent, zelfs indien de geestelijk verzorger hierbij aanwezig zou zijn.
Marije Stegenga: In eerste instantie roept deze casus de vraag bij me op: wat is nu eigenlijk het probleem van wie? Uit de vraag die wordt gesteld leid ik af dat de geestelijk verzorger een moreel appèl of een morele verantwoordelijkheid voelt om ‘iets’ te doen. Het lijkt me goed om deze morele intuïtie als eerste te verkennen. Wat maakt dat de geestelijk verzorger zich afvraagt wat hij hiermee moet?
Elske Cazemier: Ik zie voor de geestelijk verzorger wel een dilemma: de vertrouwelijkheid van het contact staat op gespannen voet met de samenwerking met het team dat mevrouw V. begeleidt. Zonder toestemming van mevrouw kan de geestelijk verzorger de toenadering van meneer M. niet ter sprake brengen in het team. De betrouwbaarheid en de solidariteit van de geestelijk verzorger wegen hier zwaarder dan een eventueel risico wat betreft de lichamelijke integriteit van mevrouw.
Marije: Formeel gezien ligt de verantwoordelijkheid voor het wel of niet ingaan van mevrouw op deze avances niet bij de geestelijk verzorger. Zoals je zegt kan de geestelijk verzorger alleen dan zijn beroepsgeheim breken wanneer er grote risico’s voor het welbevinden van mevrouw V. of meneer M. op het spel staan. Het is noodzakelijk om het risico in te schatten.
Elske: Ik schat dat risico niet zo hoog in. Allereerst is het de vraag of mevrouw V. de waarheid spreekt. Het kan ook zijn dat haar verhaal gedeeltelijk of geheel berust op fantasie. Ten tweede is de kans dat de twee de bosjes ingaan niet erg groot gezien de gewetensvolle geloofsovertuiging van mevrouw. En ten derde is het risico van een daadwerkelijke bosjesgang waarschijnlijk alleen een eventuele soa, aangezien mevrouw waarschijnlijk te oud is om zwanger te raken.
Marije: Strikt genomen weten we dat laatste niet. Een dementeringsproces kan op relatief vroege leeftijd beginnen. Ik zou ook meer willen weten over de weerbaarheid van mevrouw V. De vorige keer heeft ze meneer M. afgewezen. Zou mevrouw dat een tweede keer ook kunnen? En een derde keer? Ook van de heer M. weten we erg weinig. Moet de geestelijk verzorger zich zorgen maken over hem?
Elske: Ik zie nog een tweede dilemma: mevrouw V. heeft een intern gewetensconflict. Haar (mogelijk) verlangen naar intiemer contact met meneer M. botst met haar idee dat ‘de Heer dat niet wil’. Het lijkt alsof mevrouw zichzelf (nog) niet toestaat om toe te geven aan haar verlangen. Haar geloof en godsbeeld zijn hier in het geding. Dit is iets wat in een vervolggesprek met de geestelijk verzorger voorzichtig aan de orde kan komen zodat mevrouw ook op dit gebied vertrouwen in de geestelijk verzorger kan opbouwen.
Marije: Mij lijkt het ook in ieder geval de verantwoordelijkheid van de geestelijk verzorger om verder te spreken met mevrouw over dit thema. Hoe is het voor haar om zo’n verzoek te krijgen en om meneer af te wijzen? Het mogelijke verlangen naar lichamelijke intimiteit en/of seksualiteit ter sprake brengen, ook in het licht van haar geloof in God, kan taboedoorbrekend werken. Wellicht helpt het mevrouw V. om daarna toch over het thema te spreken met de begeleider en de gedragsdeskundige.
Elske: Het lijkt mij van belang dat de geestelijk verzorger in een volgend contact verkent waarom mevrouw zo pertinent weigert om het voorstel van meneer M. met haar persoonlijk begeleider te bespreken. Maar voorlopig is er geen reden om actie te ondernemen naar het team toe. Eerst – voorbij aan de mogelijke eigen verlegenheid – inzetten op een vervolggesprek door de geestelijk verzorger met mevrouw V. En daarnaast meneer M. en zijn perspectief niet uit het oog verliezen.
0 reacties