4 – 6 minuten

0 reacties

Twee leden van het Ethisch Elftal werpen hun licht op een moreel dilemma uit de zorgpraktijk van alledag. Deze keer spreken Els Maeckelberghe en Thijs Tromp over een incontinente meneer in een verpleeghuis, die geen incontinentie­ materiaal wil dragen, zelf nergens last van zegt te hebben en weigert rekening te houden met de (stank) overlast die hij voor medebewoners en anderen veroorzaakt.

Op een specialistische afdeling van een verpleeghuis verblijft meneer S. Hij is 51 jaar en langdurig opgenomen vanwege een hersenbeschadiging door het syndroom van Korsakov. Meneer ziet er onverzorgd uit. Hij draagt altijd een trainingsbroek, hij wil niet anders en heeft ook geen andere broeken. Meneer is soms incontinent, maar weigert incontinentiemateriaal te dragen en reageert woedend als een zorgverlener weer eens probeert hem over te halen. Zijn huid is in redelijke conditie, maar hij ruikt ontzettend naar urine. Hij zegt zelf geen last te hebben van de urinelucht en het maakt hem niet uit dat anderen (medebewoners, bezoekers, personeel) er wel hinder van ondervinden. Welke morele overwegingen spelen een rol in deze casus?

Els Maeckelberghe: Ik voel verontwaardiging bij het lezen van deze casus. De spannende vraag is op wie zich die verontwaardiging richt? Op meneer S. omdat hij het zijn medebewoners durft aan te doen hen in zijn stank te laten leven? Of op de medebewoners die zich coulanter zouden mogen opstellen? Op de zorgverleners die er niet in slagen hem te ‘normaliseren’, opdat anderen geen hinder van hem ondervinden? Of omdat ze misschien vinden dat als zijn huid goed blijft, dat wel voldoende is? Vanuit het perspectief van de zorgverleners is er ook zorgplicht.

Thijs Tromp: Het is een herkenbaar dilemma uit de intramurale zorg. Het dilemma tussen de waarden zelfbeschikking/autonomie van de cliënt en het welbevinden van de mensen uit zijn omgeving.

Els: Er schuilt wel een gevaar in om deze kwestie als een dilemma te presenteren. Is het niet heilzamer om eerst de verhalen van de betrokkenen te achterhalen? We weten bijna niks van meneer S., behalve dat hij graag in trainingsbroek rondloopt. Wat in bepaalde kringen een fashionstatement is. Wat is voor hem belangrijk?

Thijs: Ja precies! Daarnaast legt deze casus nog iets ongemakkelijks bloot dat botst met het imago van de zorgsector, geschoeid op individuele leest. Cliënten hebben een zorgvraag en de zorgaanbieder komt daaraan tegemoet, vraaggericht, aan sluitend bij de eigen wensen en behoeften, flexibel en gericht op het in stand houden en zo mogelijk vergroten van de eigen regie. Maar de praktijk is vaak weerbarstig. Meneer woont in een groep, waar niemand voor elkaar heeft gekozen. Dat vraagt van iedereen om soms een beetje in te schikken. Inschikken is overigens niet enkel vervelend. Het creëert ook verbondenheid.

Els: Daarom pleit ik ervoor dat de eerste reflex niet is: ‘we’ (de zorgverleners) moeten een probleem oplossen. Eerst het eigen vermogen van de betrokkenen aanspreken en beginnen met de vraag te stellen: wat is er volgens u aan de hand en hoe denkt u hier samen uit te komen?

Thijs: Maar ondertussen is er wel overlast door een indringende urinegeur en een normatief oordeel over wat we nog aanvaardbaar of fatsoenlijk vinden. Dat oordeel weegt des te zwaarder, omdat er iets aan de stankoverlast gedaan kan worden, bijvoorbeeld door tijdige verschoning. Het lijkt me daarom in dit geval legitiem om een dringend beroep te doen op meneer S. om zich regelmatig te verschonen. Lastig is wel dat meneer niet echt bereid lijkt hierover het gesprek aan te gaan. Wat zijn de consequenties voor hem als hij pertinent weigert de dialoog aan te gaan? Kun je meneer dan de wacht aanzeggen?

Els: Bedenk waar je aan begint als je dat doet. Hoezeer de zorgaanbieder misschien ook in zijn recht staat, het opzeggen van de zorgovereenkomst maakt meneer nog kwetsbaarder.

Thijs: En dat staat op gespannen voet met de missie van de zorgaanbieder. Handelen in deze casus vraagt om prudentie.

Els: En een flinke dosis morele verbeeldingskracht om oplossingen te verzinnen, waardoor het kwetsbaar maken wordt geminimaliseerd. Morele moed is nodig als blijkt dat men er met goed kijken en verbeeldingskracht niet komt. Dan moet meneer S. gezegd worden dat het zo niet kan.

Thijs: Maar niet voordat er een alternatief voor hem is bedacht. Creativiteit en buiten de lijntjes denken is een belangrijk kenmerk van het voeren van moreel beraad. Wat te denken van een stacaravan op het terrein of een afgezonderde ruimte waar meneer kan wonen? Ik veronderstel dat de kans groot is dat meneer overstag gaat als de consequenties duidelijk zijn en men uitstraalt vastbesloten door te willen zetten. Als tegelijkertijd maar vol wordt ingezet op de zorgrelatie waarin hij zich als mens gezien weet.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *