2 – 3 minuten

0 reacties

Gelukkig ben ik dokter. Door mijn werk blijf ik drie- en vierjarigen zien. De peuters in de spreekkamer hebben nog ontzag voor mijn grappen. Thuis groeien de kinderen maar door en zijn mijn pogingen om lollig te wezen langzamerhand wel zat. Hoongelach, geeuwende wuifbewegingen of de constatering dat ik toch wel grijs word zijn mijn deel. Bij deze pubers zal ik uit een ander vaatje moeten tappen, áls ze al willen dat ik wat tegen hen zeg. Mijn geld is momenteel van meer belang.

Niet bij peuters. Als ik hun longen beluister hoor ik de wind of de regen. Als ik hun buik beluister hoor ik waar de boterhammen lopen en bij het bekloppen maak ik van de buik een trommel. Als ik in het rechteroor kijk kan ik in de verte vader of moeder zien aan de linkerkant, dwars door het hoofd heen.

Een klein arsenaal aan one-liners is voldoende om de dokter de magie te verschaffen die maakt dat het jonge kind stil is en luistert. Die maakt dat het de blik naar binnen richt en gaat beseffen dat er zich in het lichaam nog een hele wereld afspeelt. Als het hoest stormt het in de longen. Als het buikpijn heeft stampen de boterhammen.

Eenmaal op school is de magie verdwenen. Verstandig nadenken maakt nieuwsgierig en opstandig. Hoezo stampvoetende boterhammen! Heel soms als het levenseinde nadert heeft iemand weer behoefte aan magie van de dokter. Zoals een hoeveelheid morfine geven waar zelfs een muis niet aan dood gaat. Of als de dokter zegt dat het lichaam zelf wel weet wanneer het tijd is. Dat vechten geen zin meer heeft.

De dood heeft geen baat bij nieuwsgierigheid en opstandigheid. De blik gaat naar binnen en men wenst niet meer. Er wordt naar de storm van binnen geluisterd tot het windstil is.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *