4 – 5 minuten

0 reacties

Veel stempassen van mensen met een verstandelijke beperking worden verscheurd, versnipperd of in de prullenbak gegooid, aldus Max Paumen in het tijdschrift Markant. Paumen deed onderzoek naar de praktijk van het stemmen bij mensen met een verstandelijke beperking. De Hoge Raad besliste in 2009 dat ook mensen die onder curatele staan voortaan mogen stemmen. Koen, die geestelijk verzorger is, maakt zich nu in zijn instelling sterk voor dit recht om te stemmen. Hij bepleit actieve voorlichting aan alle cliënten, en vindt dat de positie van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking daarin prominent een plaats moet hebben. Hij wil de cliënten een duidelijk stemadvies geven.

Geen stem mag verloren gaan, vindt Koen, zeker nu, onder invloed van de komende bezuinigingen de toekomst van de AWBZ-gefinancierde zorg zo’n belangrijk issue in de verkiezingen is geworden. Daarom wil hij ook dat de instelling contact opneemt met alle curatoren van de cliënten die niet in staat zijn om te stemmen, om van hen een machtiging te krijgen. Om zijn zaak kracht bij te zetten legt hij zijn plan voor aan de commissie ethiek met het verzoek zijn voorstel van een aanbeveling te voorzien.

Woord en stem

Toen ik het artikel van Max Paumen las, moest ik ineens denken aan een onderscheid, dat Kees Waaijman besprak in zijn afscheidscollege als hoogleraar spiritualiteit: het onderscheid tussen woord en stem. Beide spelen een rol, als ik iets te vertellen wil hebben. Ik moet de beschikking hebben over taal, om aan het woord te komen. Maar ik moet ook mijn stem kunnen laten horen. Wanneer mensen iets te vertellen hebben? Het kan al gebeuren, als je thuiskomt van je werk, gewoon aan de keukentafel. “Kom er even bij zitten”, zeg je dan: “Wat me nu toch is overkomen!” En als het goed is schuiven je huisgenoten aan. Als het goed is, want hier is ethiek in het spel. Bij ethiek denken we vaak aan grote, gewichtige vragen. Maar het begint al aan de keukentafel, als je huisgenoten je serieus nemen: “Je hebt iets te zeggen, begrijpen we?! Dan is er zeker wat gebeurd: Vertel eens!”

Als Kees Waaijman spreekt over het onderscheid tussen woord en stem, verwijst hij naar Willem de St. Thierry, een tijdgenoot en vriend van Bernardus van Clairveaux. Willem maakt in zijn commentaar op het Hooglied duidelijk, dat de stem een andere toon aanslaat dan het woord. Je kunt het woord krijgen, maar dan hoeft het nog niet te gaan over jou. Een stem krijg je, als het wérkelijk om jou gaat. De bruid herkent de stem van haar bruidegom uit duizenden. Zij is erop gespitst. In zoverre heeft de stem de openbaringskracht van het gelaat. In het gelaat laat ik mijzelf zien, in de stem laat ik mijzelf horen. Gelaat en stem, ze zijn weerloos, want je kunt ook niet worden gezien, niet worden gehoord. Sinds Levinas weten we: het geweld begint hier.

Vrijheid van meningsuiting

Het verhaal, dat er aan de keukentafel te vertellen is, werpt licht op het openbare leven. Bij de vrijheid van meningsuiting gaat het om het woord: om een mening die moet worden gevormd. Maar het gaat er ook om dat we die mening uiten, dat we er een stem aan geven. En dát veronderstelt weer dat we de vrijheid hebben onze stem te laten horen: dat er de ruimte is, waarin onze stem weerklank vindt. In het politieke landschap klinkt mijn stem misschien minder herkenbaar: ijl en abstract. Maar als Dennis Volmer uit Purmerend wordt afgesnauwd in het stembureau, omdat hij hulp nodig heeft met het lezen, dan wordt het verband met de keukentafel onmiddellijk zichtbaar. Door het handelen van de leden van het stembureau wordt Dennis er keihard op gewezen, dat hij in de grote samenleving niet thuis hoort. Bij verkiezingen gaat het erom, dat je meetelt – en dan gaat het niet alleen om de letterlijke zin van het woord.

Uitgaande van de burgerschapsvisie valt er dus alles voor te zeggen, dat de stem van mensen met een verstandelijke beperking wordt gehoord. Dit geldt temeer, als er politieke besluiten op stapel staan, die over hen zelf gaan. Tegelijk ligt er hier wel een ethisch probleem. Want je moet wel de beschikking hebben over het woord. En hoezeer hier ook een opdracht ligt voor de samenleving om zich zoveel mogelijk verstaanbaar te maken, iemand heeft pas wat te vertellen, als hij weet, waarover het gaat.

Henk Minnema is consulent ethiek en docent/trainer bij Dichterbij.

Een artikel van


0 reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *