Logica lijkt soms erg logisch maar klopt niet altijd. Ooit zat er op de middelbare school een jongen in mijn klas die statistiek maar niet goed kon begrijpen. De wiskundeleraar trachtte met een dobbelsteen een en ander uit te leggen. De kans op een zes gooien was één op zes want de dobbelsteen kon willekeurig op elk van de zes zijden vallen. Volgens die klasgenoot lag dat toch anders, volgens hem was de kans op een zes gooien een half. Zijn redenatie was zeer eenvoudig: er waren maar twee mogelijkheden, je gooit een zes of je gooit geen zes. Ik vond zijn bewijsvoering waar hij heilig in geloofde destijds geweldig. Zijn eigen logica was gebaseerd op een kijk op de realiteit die zich niets aantrok van de logische logica.
“Heb ik weer dokter”, verzuchtte de jonge man. Hij had voorlopig geen werk, zijn relatie was een half jaar geleden verbroken, zijn moeder had borstkanker en nu kwam hij omdat hij bij sport zijn knie had verdraaid en een kijkoperatie noodzakelijk bleek. (Overigens zijn er nog ergere heb-ik-weer scenario’s te verzinnen die ook werkelijk allemaal voorkomen maar op papier in een column zouden die erg ongeloofwaardig overkomen). “Hoe bedoel je” vroeg ik, ik liep toch op tijd met mijn speekuur. Vervolgens gaf de man uiting aan zijn verzuchtingen met als conclusie dat hem alle leed van de wereld overkwam.
“Toch is het allemaal heel eerlijk verdeeld in de wereld”, zei ik. Hij sputterde wat tegen en mompelde dat ik wel kon beweren dat zoveel procent dit en dat had, maar dat er toch een verklaring moest zijn waarom het hém allemaal overkwam.
“Nee”, zei ik, “aan statistiek doe ik niet. Het is veel eenvoudiger. Je hebt geluk of geen geluk. De kans op geluk is daarom een half, de kans op pech dus ook. Jij had dus niet meer kans dan de geluksvogels.”
Met een zuur lachje nam hij de verwijsbrief in ontvangst en ik was blij dat ik ooit geleerd had dat logica niet kloppend hoeft te zijn.
0 reacties