“Mijn schimmel heeft een naam”, typ ik enthousiast in de familie-app. Ik zet er rode ballonnen bij. Want als het ‘beestje’ een naampje heeft kun je het ook behandelen. “Ik ben dus niet voor niets binnenstebuiten gekeerd”, denk ik huiverend terug aan de bronchoscopie. Terwijl ik mijn net verkregen nieuws aan het verwerken ben schuiven de artsen een bed verder.
Ik kan horen dat mijn buurman minder goed nieuws krijgt. Zijn bloedbeeld laat afwijkingen zien. Ik huiver en denk terug aan hoe ik ooit deze mededeling kreeg. “Alles riekt naar leukemie”, denk ik, “maar heeft hij dat al door?….”.
Het raakt mij. Ik neem even afstand door naar de naastgelegen wc te gaan. Mijn ‘luchtsnoer’ manoeuvreer ik precies onder de spleet in de badkamerdeur door. Zo kan ik plassen zonder te stikken. Ondertussen komt de etenskar onze ziekenhuiskamer binnenrijden. ‘Wat mag het zijn?”, hoor ik de vriendelijke mensen vragen. “Ik moet niet te lang in de badkamer blijven zitten”, bedenk ik mij.
Als ik terugkom heeft hij het eten al bijna op en ik moet nog bestellen. “Een bruin bolletje met smeerkaas en een kopje soep”, vraag ik.
Dan kijk ik met een half oog naar de bewuste buurman in het ziekenhuisbed tegenover mij. “Hoe is het?”, vraag ik. Hij kijkt mij aan en ik voel zijn blik naar binnendenderen. “Ik weet het niet”, zegt hij, “maar gaat u maar lekker eten.” Terwijl ik aan mijn lunch begin zeg ik: “Zeg maar ‘jij’, we zijn hier onder gelijken.”
“Eigenlijk wil ik naar huis”, zegt hij ineens. Ik denk te begrijpen dat hij voor dit nieuws wil vluchten en zeg: “Niemand wil hier zijn en tegelijk is het de beste plek voor je”. Hij knikt. Dan zeg ik: “Ik zie het als ‘golven’, De ene keer krijg je goede berichten en de andere keer een tegenvaller of onzekerheid. Het komt en je denkt misschien overspoeld te worden, maar het gaat ook weer.” Ondertussen denk ik wrang: “Ik heb echt te lang kanker.” Hij kijkt even naar binnengekeerd en zegt dan: “Dank je wel”.
We liggen daar als onverkozen lotgenoten op een ‘kankerkamer’ in het ziekenhuis. De aanleiding is bij iedereen anders. De ene heeft een longontsteking die niet overgaat zoals ikzelf, de andere blijft maar moe, een derde valt zomaar om. Maar onderliggend hebben we allemaal kanker en moeten we (onderzocht en) verpleegd worden.
Soms kan het helpen om met iemand te praten die hetzelfde lot draagt. Normaal gesproken kun je daar keuzes in maken maar wij worden gewoon met bed en al een kamer ingereden met kankergenootjes.
Na een korte overpeinzing op de wc heb ik toch maar mijn ‘wijsheid’ gedeeld met mijn overbuurman. De metafoor van de golven heeft mij echt geholpen en helpt mij nog steeds. Terwijl ik aan de broccolisoep zit, zit hij nu waarschijnlijk binnenin zichzelf een vloedgolf te ervaren van doemscenario’s. Ik hoop zo dat hij (op termijn) ook weer mag zien dat het eb wordt.
0 reacties