“Hoe ontspannener jij bent, hoe beter het gaat”, zegt de verpleegkundige. Ik knik braaf en denk: “Dat kan ik”. Ik ben vastbesloten om er ‘Zen’ in te gaan. Om rustig door te ademen.
In mijn bed met zuurstoftankje word ik naar de afdeling gereden. Daar word ik allerliefst aangesproken en in de zaal in een op de grond gemarkeerd vak geparkeerd. “Wat is uw geboortedatum? Bent u allergisch voor medicijnen?….” Ik weet precies hoe te reageren op het bekende riedeltje.
Na even liggen wachten tussen zenuwachtige of half gesedeerde mensen word ik opgehaald. Als ik de naastliggende ruimte in word gereden is een gelamineerd briefje aan de wand het eerste dat ik zie: ’Bij reanimatie bellen’… Ik schrik en maak er een opmerking over. “Het komt haast nooit voor maar je moet het bij de hand hebben”, krijg ik als reactie. “Dat is ook wel zo”, denk ik.
Dan komt de arts. Een wonderschone vrouw met haren als een aureool. “Die gaat mij geen kwaad doen’’, denk ik. “We gaan het zonder roesje proberen”, zegt zij, “dat lijkt beter in verband met uw kwetsbare gezondheid”. Ik knik, want zij is de deskundige.
Ze halen mijn zuurstofbuisjes los uit mijn neus en ik krijg er 1 dopje met lucht voor terug. Ik voel mij benauwd. Daarna krijg ik een bit in mijn mond en door het ronde gat komt een rare spuit met een verdoving voor mijn keel.
Het gaat meteen mis. Ik voel dat ik stik. Ik wil weg. Dan lig ik als een vis op het droge te spartelen in bed. Twee verpleegkundigen houden mij ‘liefdevol doch ferm’ tegen.
“U doet het heel goed, dit is een vervelend onderzoek”, zeggen ze. Ik denk: “Ik doe het helemaal niet goed. Ik ben jouw ergste nachtmerrie, want ik wil weg” terwijl ik voor mijn leven vecht. Ze duwen mij terug op het bed: “Er is genoeg zuurstof in uw bloed. U stikt niet.”
Na de verdoving in mijn keel spuiten ze veel vocht in mij. Ik lig te verdrinken in bed. Wat nu, vis op het droge? Ik breek mij los en kom omhoog en braak. “U doet het heel goed”, mijn hand wordt vastgegrepen. Haast moederlijk word ik op het bed teruggeduwd. Het is nog niet klaar. Ze gaan nogmaals ‘waterboarden’. Uiteindelijk zijn mijn longen gespoeld en zijn ze heel trots op mij.
Volkomen ‘af’ word ik weer aan mijn zuurstoftank gekoppeld. Ik krijg nog mee dat de ‘zusters’ een onderonsje hebben. “Vandaag nog meer?”, zeggen ze terwijl ze op de planning kijken. Ze zien er tegenop denk ik. Daarna word ik met bed en al geparkeerd in de ‘ontvangsthal’.
Het is moeilijk om patiënt te zijn. Maar het is soms ook moeilijk om hulpverlener te zijn. Je weet dat wat je doet ‘om bestwil’ is, maar het onderzoek leek net op een scene uit een maffiafilm waar een getuige wordt gewaterboard.
Ik blijf uitvoerig bedanken want ik voel mij echt de patiënt ‘from hell’. Vooraf dacht ik rationeel te kunnen blijven. Maar ze moesten alle zeilen bijzetten om mij op het bed te houden om het onderzoek te kunnen uitvoeren. Hoe ze mij hier toch doorheen geholpen hebben is fantastisch. Het moest gebeuren en het is gebeurd.
Hoe vaak doen we niet iets om bestwil voor de patiënt? Hoe vaak komen we als hulpverlener niet te staan voor de tegenstelling tussen gevoel en verstand, tussen vrijheid en dwang, tussen zelfbeschikking en het overnemen voor de ander? Uit deze tegenstrijdigheden valt niet altijd zomaar te kiezen. Maar nu is er gekozen, voor mij.
We begonnen dit onderzoek samen, ik was het volledig eens met wat er zou gaan gebeuren. Maar gedurende het onderzoek wilde ik weg. Onmiddellijk weg. Onze behandelrelatie kwam op scherp te staan omdat ik niet meer wilde. Het was geen gezamenlijke keuze meer. Ik vocht mijn weg uit bed.
Er was geen tijd of gelegenheid voor een gezamenlijke reflectie: “Wat is nu het goede om hier te doen?” En de verpleegkundigen handelden. Naar eer en vermogen. Zij ontnamen mij mijn vrijheid, mijn zelfbeschikking. Zij gebruikten dwang om ‘het goede’ te doen.
Ook al hielden zij steeds het contact met mij, mijn waardigheid werd niet bevorderd op dat moment. Maar wat zij wel deden was het meest menselijk haalbare doen zonder het meest menselijk wenselijke uit het oog te verliezen[1].
Daarvoor dank!
[1] Met dank aan Ricoeur 😉 (1975)
1 reactie
Peter Braun
Swanny,
Weer een prachtige beschrijving van de twee kanten van dit “proces”. Bedankt, en sterkte💪🙏🏻