Mijn naam is Janneke Hengeveld-Slöetjes. Ik ben moeder van Judah (13), Simeon (11), Erinn (2) en Brenn (0). In mijn dagelijkse leven werk ik als verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg en teamleider zorg. Mijn vrije tijd breng ik graag buiten door. Als het even kan, doe ik aan trailrunning. Omdat ik in mijn werk voortdurend in aanraking kom met morele dilemma’s of morele stress ben ik gestart met de master Zorgethiek en Beleid. Mijn hoop is dat ik hierdoor meer woorden kan geven aan de voortdurend aanwezige ethische lading in het werken binnen de geestelijke gezondheidszorg.
Eind september 2021 had ik onverwacht een positieve zwangerschapstest. Voor mij een totale verrassing, of eerder een schok. Het zette klimaatverandering ook weer in een ander daglicht. Ik stond stil bij de toekomst van deze ongeborene en van onze andere kinderen. Dit is de aanleiding het onderwerp van de thesis. Ik ben me gaan richten op ervaringen van klimaatbezorgdheid van zwangeren voor hun (on)geboren kind(eren) en de betekenis van deze emotionele bronnen van moraliteit voor intergenerationele (zorg)verantwoordelijkheid.
De onderzoeksbenadering die ik toepas is zorgethisch. Daarin is geen onderscheid tussen het publieke en private. Mijn eigen ervaringen als klimaatbezorgde zwangere vrouw heb ik dan ook meegenomen in het onderzoek. Daarnaast stel ik een zorgethische vraag gericht op inzichten voor goede zorg voor toekomstige generaties in de context van een klimaatcrisis. Ook typisch zorgethisch is de dialectische relatie tussen theorie en empirie. Waarbij de theorie die ik gebruik grotendeels zorgethisch is of aansluit bij zorgethisch denken. Belangrijker dan het voorgaande vind ik het gegeven dat ik binnen het onderzoek probeer de stem van zwangere vrouwen, en door hen ongeborenen, te laten klinken. Stemmen die in het klimaatdebat ondergerepresenteerd zijn.
Ik heb dit onderzocht middels de Interpretative Phenomenological Analysis. Ik heb zes semi-gestructureerde interviews gedaan met zwangere, klimaatbewuste vrouwen. In deze interviews heb ik zelf kunnen ervaren hoe helpend het is ervaringen te delen over klimaatbezorgdheid. De verhalen van deze zes prachtige vrouwen hielpen mij hoop te houden.
In het theoretisch hoofdstuk beantwoord ik de vraag naar zorgethisch relevante inzichten over intergenerationele verantwoordelijkheid, in de context van de huidige klimaatcrisis. Denkers die ik hierin beschrijf zijn onder andere Hamington, Pulcini, Robinson en Morrigi. Vervolgens heb ik in de theoretische discussie beschreven hoe empirie en theorie in een dialectische relatie staan. De zorgethische inzichten van hechtingsobjecten (dat waaraan je gehecht bent), relationeel mensbeeld, emotionele bronnen van moraliteit, imaginatie en lichamelijkheid, resoneerden met de empirische data.
De theorie heb ik aangevuld met inzichten over actieve en passieve hoop, het belang van verhalen, langetermijndenken en eerste en tweede geboorte. Deze inzichten komen van denkers buiten de zorgethiek als Macy & Johnstone, Krznaric en Arendt. Al deze inzichten kunnen bijdragen aan goede zorg voor toekomstige generaties. Vervolgens heb ik beschreven hoe de inzichten meer diepgang kunnen krijgen door verder te denken over de kwetsbare positie van de mens in het ‘web van leven’ en de betekenis van deze kwetsbaarheid voor (intergenerationele) verantwoordelijkheid.
De eerste wellicht voor de hand liggende bevinding die mij toch verrast, is de heen-en-weer gaande beweging die de participanten maken tussen ‘actieve’ en ‘passieve bezorgdheid’. Met daarin de neiging zich te bewegen naar ‘actieve bezorgdheid’ of actieve hoop. Bij actieve hoop ben je zelf een actieve participant in datgene waar je op hoopt. Bij de (aanstaande) moeders uitte actieve bezorgdheid zich in diverse klimaatacties, alleen of met anderen. De vanzelfsprekende neiging van de zwangere vrouwen om zich te bewegen van ‘passieve bezorgdheid’ naar een ‘actieve bezorgdheid’, is ook goede zelfzorg.
De tweede bevinding die mij heeft geraakt gaat over de betekenis van ‘baarzaam-zijn’, zoals Inge van Nistelrooij het verwoordt. De (aanstaande) moeders ervaren in hun ‘baarzaam-zijn’ letterlijk hoop op het grootbrengen van een generatie klimaatbewuste kinderen. Maar wat mij het meest aanspreekt is dat het een algemene menselijke eigenschap is om geloof en hoop op een nieuw begin te hebben. Iedereen draagt als het ware een toekomst in zich die gestalte kan krijgen.
De laatste bevinding die ik hier wil noemen gaat over de kwetsbaarheid van de relationele mens in het web van het leven. Deze kwetsbaarheid heb ik zelf intens ervaren het afgelopen jaar. Allereerst voelde ik me kwetsbaar en afhankelijk door de ongeplande zwangerschap. Enkele samenkomende cellen nestelden zich in mijn lichaam om zich daar maandenlang te vermenigvuldigen en de dienst uit te maken. Vervolgens is het ontstane leven een blijvend onderdeel van je bestaan. Iets wat ik nu zeker niet terug wil draaien, maar waaraan ik me in eerste instantie overgeleverd voelde. Mijn kwetsbaarheid en verwevenheid heb ik ook ervaren doordat ik veel ziek was. Hierin ervoer ik hoe andere levensvormen (microben) meer invloed op mijn lichaam leken te hebben dan ikzelf. Onze ervaring met, of perspectief op, onze kwetsbare positie in het web van leven heeft denk ik direct invloed op hoe we onze verantwoordelijkheid ervaren. Een verantwoordelijkheid die verder gaat dan het menselijk leven in het hier-en-nu. We zorgen niet voor onze wereld, maar voor de wereld. Waarin het draait om allen en niet om ons Als we uitgaan van een diepe verwevenheid met menselijk en niet-menselijk leven in het hier-en-nu en in de toekomst, verandert onze kijk op verantwoordelijkheid. Ons gevoel van verantwoordelijkheid is dan ook sensitief en responsief voor stemmen van toekomstig menselijk en niet-menselijk leven.
In mijn thesis doe ik diverse aanbevelingen. Ik verwijs hiervoor graag naar de thesis zelf. Eén aanbeveling om te komen tot goede zorg voor de toekomstige ander is spelenderwijs, middels verbeelding en verhalen, luisteren naar de stem van de ongeborene. Daarnaast is een aanbeveling om zorgpraktijken te ontwikkelen die gericht zijn op actieve hoop.
Ik doe ook aanbevelingen gericht op vervolgonderzoek. Mijn belangrijkste aanbeveling daarbij is verder te denken over wat het betekent voor het zorgethisch denken, dat de mens verweven is in het web van menselijk en niet-menselijk leven. In dit kader de volgende boekentip: Matter & Desire: an erotic ecology van Andreas Weber. Dit boek heeft mij een beter begrip gegeven van relationele ontologie. Daarnaast is een aanbeveling om het fenomeen klimaatbezorgdheid bij hen te onderzoeken die hun kinderwens hierdoor niet willen vervullen. Ik kan me voorstellen zij een andere stem laten klinken, en wellicht een andere stem horen van ongeborene(n), dan zij die wel kiezen voor een kind in tijden van klimaatcrisis.
Verpleegkundig specialist, teamleider zorg en Masterstudent Zorgethiek
0 reacties