Mijn naam is Eleni Tukker en ik ben 30 jaar oud. Na de bachelor Humanistiek in 2019 te hebben afgerond wilde ik graag iets praktisch doen. Vanwege het grote lerarentekort was/is het mogelijk om met een afgeronde WO opleiding de deeltijd PABO te doen, waarbij je direct stage gaat lopen. Gedurende het eerste jaar kwam ik erachter dat voor een klas met 30 kinderen staan toch niet zo goed bij mij paste en zodoende ben ik weer teruggegaan naar de Universiteit. Toch blijft het een jaar dat veel indruk op mij heeft gemaakt. De coronapandemie brak namelijk uit en om mij heen zag ik hoe er van leerkrachten en ander basisschoolpersoneel verwacht werd dat zij direct schakelden van fysiek naar online onderwijs, met halve klassen om moesten gaan en zich dienden te houden aan de wisselende coronamaatregelen.
De keuze om aan te sluiten bij het onderzoek Zorgzaam uit de Crisis door met mijn masterscriptie onderzoek te doen naar de ervaringen van basisschoolmedewerkers was daarom snel gemaakt. Het stond mij vrij om binnen het thema ‘onderwijs’ een eigen thesisonderwerp te kiezen. Wat mij direct opviel aan een discoursanalyse uit Zorgzaam uit de Crisis was dat de manier waarop kwetsbaarheid in coronacrisisbeleid wordt weergegeven (toebehorend aan ouderen en mensen met een zwak immuunsysteem) een tweedeling in de samenleving creëert: een kleine groep die als heel kwetsbaar wordt neergezet en een grote groep die als veerkrachtig wordt gezien en hen dient te beschermen. Ik vroeg me af: hoe ervaart deze laatste groep kwetsbaarheid? Vandaar de titel ‘de kwetsbaarheid van veerkrachtige burgers’.
Het theoretisch kader bestaat uit een uiteenzetting van de concepten kwetsbaarheid, verantwoordelijkheid en behoeften. Dit was van belang om aan te sluiten bij Zorgzaam uit de Crisis, maar los daarvan zijn het ook belangrijke begrippen binnen zorgethiek. Kwetsbaarheid als ontologisch uitgangspunt, verantwoordelijkheid nemen voor diegenen die kwetsbaar zijn en waarmee we in relatie staan en behoeften die mensen hebben als uitgangspunt voor goede zorg, zijn hier voorbeelden van. Dit gaf de mogelijkheid tot een zorgethische reflectie op de ervaringen van basisschoolmedewerkers.
Ik vind het mooi dat mijn onderzoek over de onderwijssector gaat. Dit laat zien dat zorgethiek niet alleen toepasbaar is op en kan leren van de zorgsector maar dat het een ethische stroming is die veel breder getrokken moet worden. Hiermee sluit het onderzoek ook goed aan op de ideeën van zorgethici van de afgelopen decennia: namelijk dat zorgethiek vanuit een sociaal-politiek perspectief inzicht kan bieden in democratische vraagstukken en machtsstructuren in de samenleving.
Omdat ik geïnteresseerd was in de geleefde ervaring van kwetsbaarheid, verantwoordelijkheid en behoeften bij basisschoolmedewerkers tijdens de coronapandemie heb ik onderzoek gedaan middels de fenomenologische onderzoeksmethodologie. Aan de hand van een semigestructureerde interviewguide ging ik in gesprek met zes basisschoolmedewerkers. Daarna heb ik de interviews geanalyseerd aan de hand van de Interpretative Phenomenological Analysis van Jonathan Smith om de geleefde ervaring zo precies mogelijk te kunnen beschrijven.
Niet zozeer verrassend, maar wel opvallend was dat er gesproken werd over een vervaagde grens tussen werk en privé. Leerkrachten moesten vanuit huis lesgeven terwijl in de meeste gevallen hun eigen kinderen ook thuis zaten. Hierin de juiste balans vinden kon moeilijk zijn. Door het thuisonderwijs ontstond ook een gedeelde verantwoordelijkheid met ouders, hierdoor waren basisschoolmedewerkers afhankelijker van ouders dan voorheen en wanneer het contact met ouders moeilijk verliep maakten de basisschoolmedewerkers zich veel zorgen om de kinderen. Ook kwam duidelijk naar voren hoe belangrijk het persoonlijke contact binnen het team voor de basisschoolmedewerkers is. Juist omdat hier tijdens de coronapandemie veel minder mogelijkheid toe was, werd duidelijk hoe belangrijk dit sociale vangnet, of – om in de woorden van Joan Tronto te spreken – het life-sustaining web, is. Het raakte mij dan ook toen een van de leerkrachten vertelde dat het was “alsof de omgeving een beetje uit elkaar viel”.
In het onderzoek geef ik aanbevelingen op drie niveaus: overheids-; directie- en medewerkersniveau. Op overheidsniveau zijn geld, tijd en communicatie drie belangrijke punten. Er moet geld vrijkomen voor onderwijsondersteuning om leerachterstanden die tijdens de coronapandemie ontstaan zijn weg te kunnen werken. Wat betreft tijd moet er vooral voorbereidingstijd worden gegeven. Basisschoolmedewerkers hebben behoefte voorbereid te zijn op het geven van eventueel online onderwijs. Het communiceren hierover naar ouders en kinderen is belangrijk, zodat ook zij zich hierop kunnen voorbereiden en zodat, zoals een leerkracht aangaf, er op een prettige manier afscheid kan worden genomen met de klas. Heldere en vooral ook tijdige communicatie vanuit de overheid is daarom van groot belang.
Op directieniveau is het stimuleren van activiteiten die het onderlinge contact bevorderen, wenselijk. Dit geldt zowel voor het contact binnen het team, als het contact tussen leerlingen. Het oprichten van een crisisteam werd door een basisschoolmedewerker genoemd als iets waarover nagedacht werd. Uit het onderzoek is gebleken dat dit heel waardevol kan zijn: als een buffer tussen de maatregelen van de overheid en de omgang daarmee op een basisschool. Een ‘coronamanager’ en een vertrouwenspersoon kunnen onderdeel zijn van zo’n crisisteam. Eerstgenoemde om de maatregelen in goede banen te leiden en leerkrachten en ander basisschoolpersoneel hierin te ondersteunen en laatstgenoemde als een persoon waarmee zij kunnen praten over hun ervaringen en privésituatie wanneer zij dat nodig hebben. Ook kan er op directieniveau worden nagedacht over hoe ouders nu alvast bij thuisonderwijs betrokken kunnen worden zodat de overgang tijdens een eventuele volgende coronagolf of lockdown soepel(er) verloopt.
Op medewerkersniveau moet ook worden bijgedragen aan herstel en het in stand houden van persoonlijk contact. Vaste (online) contactmomenten kunnen hieraan bijdragen. Wat ook duidelijk werd uit het onderzoek is dat er behoefte is om (te leren) goed voor jezelf te zorgen. Het is daarom belangrijk dat basisschoolmedewerkers tijdig leren eigen behoeften te herkennen en hierop actie te ondernemen. Bij de bewustwording hiervan kan de directie een faciliterende rol spelen. De behoefte aan zelfzorg moet serieus genomen worden zodat de kans op uitputting vermindert.
Masterstudent Zorgethiek
0 reacties