Mijn naam is Monique en ik woon in Rotterdam. Ik heb filosofie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit en ben daarna gaan werken voor de HR-afdeling van diezelfde instelling. Hier houd ik mij bezig met de ontwikkeling van medewerkers. Na een aantal jaren gewerkt te hebben wilde ik graag weer gaan studeren. Ik heb toen gekozen voor de master Zorgethiek en Beleid, die ik naast mijn baan heb gevolgd. Wat me aansprak in deze studie is de verbinding van empirisch onderzoek met filosofische vraagstukken en het gebruik van zorg als lens om naar de wereld te kijken.
Ik heb onderzoek gedaan naar het spreken van verloskundigen over (het werken met) vaders, om inzicht te verkrijgen in de rol en positie die verloskundigen hen toeschrijven. Deze inzichten heb ik geanalyseerd in relatie tot zorgethische visies op vaderschap, om een antwoord te kunnen geven op de vraag wat het betekent om vaders goede zorg te bieden vanuit een zorgethisch perspectief.
Sinds mijn studie filosofie ben ik geïnteresseerd in feministische filosofie en vraagstukken rondom gender. Ik vind het fascinerend dat genderstereotype rolverdelingen zo hardnekkig en moeilijk te doorbreken zijn. Ik zie dit om mij heen en ervaar dit ook in mijn eigen relatie. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat vrouwen nog altijd meer zorgen dan mannen, en deze ‘zorgkloof’ wordt vaak alleen maar groter op het moment dat stellen kinderen krijgen. In de discussie over gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen wordt vaak de focus gelegd op het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Ik denk echter dat het belangrijk is om ons ook te richten op mannen en de vraag te stellen hoe we mannen kunnen stimuleren om meer te gaan zorgen. Dit vraagt uiteraard om veranderingen op allerlei niveaus, van politiek en beleid tot werkgevers en zorginstanties.
Het leek mij interessant om helemaal bij het begin te beginnen; het moment waarop een stel ontdekt dat ze in verwachting zijn. De eerste zorgprofessional waarmee je dan doorgaans in aanraking komt is de verloskundige. Ik wilde onderzoeken of in de verloskundige praktijk ook ongelijkheid werd geproduceerd, en zo ja op wat voor manieren. Ik denk dat het verkrijgen van dergelijke inzichten belangrijk is, om vervolgens te kunnen onderzoeken hoe we het anders kunnen doen.
Zorgethiek onderzoekt wat het goede is in zorgpraktijken door aandacht te hebben voor de ervaringen van betrokkenen, de zorgpraktijk en de maatschappelijke context waarin deze is ingebed. Ook in mijn onderzoek heb ik aandacht voor deze drie aspecten. Ik heb het perspectief van de verloskundigen als uitgangspunt genomen en onderzocht welke maatschappelijke opvattingen, normen en regels hierin doorwerken en hoe deze invloed hebben op de verloskundige zorg. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van zorgethische critical insights, zoals relationaliteit.
Ik denk dat het relationele perspectief dat kenmerkend is voor de zorgethiek een waardevolle bijdrage kan leveren aan de discussie over vaderbetrokkenheid. In deze discussie wordt regelmatig beweerd dat de focus van zorgprofessionals op moeders ligt en dat dit ten koste gaat van vaders. Dit suggereert dat vrouwen een geprivilegieerde positie hebben in de geboortezorg. Onderzoek van bijvoorbeeld Inge van Nistelrooij en Rodante van der Waal laat echter zien dat de positie van vrouwen in de geboortezorg kwetsbaar is. Door een relationeel perspectief te hanteren, kon ik voorbij het denken in opposities komen en juist de verbondenheid van de belangen van beide ouders in beeld brengen. Hierdoor kon zichtbaar worden dat de wijze waarop de verloskundige zorg nu is ingericht de positie van zowel vaders als moeders kwetsbaar maakt.
Om te beginnen heb ik een literatuuronderzoek gedaan naar zorgethische visies op vaderschap. Hierbij heb ik zowel gebruik gemaakt van zorgethische literatuur, waaronder het werk van Sara Ruddick en Maurice Hamington, als van empirisch onderzoek dat impliciet dan wel expliciet geïnspireerd is door of de dialoog aangaat met zorgethiek, zoals het onderzoek naar vaderschap van de sociologen Andrea Doucet en Gillian Ranson.
Vervolgens heb ik negen eerstelijns verloskundigen geïnterviewd over hun ervaringen met en visie op het werken met vaders. Deze interviews heb ik geanalyseerd, waarbij ik de kritische discoursanalyse (KDA) gebruikt heb als analysemethode. KDA is een manier om te onderzoeken hoe we met behulp van taal vormgeven aan de sociale werkelijkheid, relaties en identiteiten. Met behulp van deze methode kon ik expliciet maken welke normen, verwachtingen, theorieën en regels doorwerken in het spreken van verloskundigen over vaders en onderzoeken hoe deze de verloskundige praktijk beïnvloeden.
Tot slot heb ik de resultaten uit de interviews in dialoog gebracht met de bevindingen uit het literatuuronderzoek. Dit maakte een verdiepende analyse van de resultaten uit de interviews mogelijk, en bood aanknopingspunten voor het denken over goede zorg voor aanstaande vaders vanuit een zorgethisch perspectief.
Uit de analyse van de interviews kwamen vier discoursen naar voren: ‘Hij staat verder van de zwangerschap af’, ‘Vaders als beschermers van vrouw en kind’, ‘Vaders worden betrokken als ondersteuners van hun partner’ en ‘De organisatie van de verloskundige zorg laat weinig ruimte voor vaders’. Het eerste discours beschrijft de relatie van de vader tot de zwangerschap als afstandelijk, terwijl het tweede vaders positioneert als beschermers van vrouw en kind. Het derde discours beschrijft vaders als ondersteuners van hun partner. Het vierde laat tot slot zien dat opvattingen over de verloskundige praktijk met betrekking tot onder meer tijdsdruk en genderdynamiek, invloed hebben op de wijze waarop verloskundigen denken over de zorg voor vaders.
Ik vond het opvallend om te ontdekken hoe deze discoursen elkaar in stand houden en versterken. In samenspel met elkaar houden deze discoursen niet alleen vaders vast in een marginale ondersteunende rol, maar maken ook de positie van de zwangere kwetsbaar.
Uit mijn onderzoek komt naar voren dat traditionele opvattingen over mannelijkheid een belangrijke rol lijken te spelen in de verloskundige praktijk. Mannen worden gezien als praktisch ingesteld, ze zouden minder behoefte hebben aan emotionele steun en meer afstand hebben tot de zwangerschap dan vrouwen. De rollen van beschermer en ondersteuner, die nu vaak aan mannen worden toegeschreven, bevestigen deze stereotypen.
In mijn scriptie adviseer ik om een gendertransformatieve benadering te hanteren in de verloskundige praktijk. Deze benadering heeft aandacht voor de verschillen tussen mannen en vrouwen, maar doorbreekt tegelijkertijd de rigide stereotiepe verwachtingen die aan deze verschillen worden gekoppeld. Een gendertransformatieve benadering creëert ruimte om een open gesprek te voeren over de rol die vaders willen spelen tijdens de zwangerschap en bevalling, en daarmee ruimte voor vaders om op andere, meer zorgzame manieren, betrokken te zijn.
Monique Goense
Masterstudent Zorgethiek
LinkedIn
0 reacties