Natuurlijk was ik benauwd, maar dat het zo erg was had ik niet door. Voordat ik het wist lag ik in een geleende operatiebroek met zuurstof in mijn neus op een bed vastgepind. Oké, ik kon geen kant op, maar ik had wel weer lucht. Ik kom erachter dat ik op een kankerkamer lig. Mijn drie kamergenoten hebben ieder hun eigen kankerverhaal. En ik heb dat ook.
Een paar dagen later schuif ik met mijn voet de opgerolde zuurstofslang vooruit. Het blijft haken aan de pompons van mijn Griekse pantoffeltjes. Onderhand heb ik wat eigen spulletjes. Met schudbewegingen krijg ik het snoer weer los. Dertien meter heb ik nu. Dat is al zoveel beter dan hiervoor. ‘Vrijheid is zo relatief’, mompel ik voor mij uit. Met 13 meter kan ik zelf van mijn bed af naar de wc. Het snoer kan onder de deur door. Het moet niet gaan knikken, want dan gaat het piepen (en krijg ik geen lucht meer). Ik kan zelfs een heel klein stukje de gang op. Het is net of ik de wereld weer ontdek. Soms sta ik gewoon even op het hoekje te rekken en strekken zodat ik ook een praatje kan maken.
Ik onderschep wat dagen later de fysiotherapeut van mijn ‘buurvrouw’ als ik oefeningen doe op de gang. “Zou ik ook fysiotherapie mogen?”, vraag ik. “U bent al heel goed bezig”, glimlacht zij. Ze komt mij later met een rolstoel en een fles vol zuurstof halen. Ze rijdt mij naar het einde van de gang, door twee klapdeuren met grote vogels erop. Zover was ik nog niet gekomen. Daarna mag ik op een aan-de-grond-vastgehamerde-fiets rondjes trappen terwijl ik op een TV voor mij de straten van een stad zie passeren. Ik vertel haar hoe fijn het is om een stukje buitenwereld te zien.
“Wilt u misschien ook kunnen wandelen?”, vraagt ze. Als ik blij knik krijg ik vervolgens een rollator met een zuurstoftankje. Ze doet mij voor hoe ik het slangetje op de luchtfles aan kan sluiten. “Vrijheid”, glimlach ik breed tegen haar.
Diezelfde avond nog ga ik met mijn ‘buurvrouw’ aan de wandel. Zij met haar infuus aan een standaard, en ik met het zuurstof in mijn neus en de rollator. “We zien er wel heel ziek uit zo”, zeg ik tegen haar omdat ik bezoekers zie kijken. “Zijn we dat dan niet?”, zegt zij. “O ja”, zeg ik, “dat is ook zo”. Maar we genieten. Ik ben nog nooit zo blij geweest met een wandeling in een ziekenhuisgang.
Trots vertel ik later aan een collega dat ik nu een rollator heb met een zuurstoftankje. En dat ik al de hele gang af kan wandelen. “Dat klinkt best erg”, zegt hij. Terwijl ik dacht aan vrijheid.
Het zal nog even duren voordat ik weer rondloop op mijn werkplek in de tbs. Vreemd misschien, maar ik heb steeds deze link in mijn hoofd. Vrijheid is zo enorm betrekkelijk.
In de complexe dans tussen ziekte, beperkingen en het verlangen naar vrijheid, wordt de betrekkelijkheid van die vrijheid kristalhelder. Terwijl ik mijn eigen gezondheidsuitdagingen onder ogen zie, wordt de vanzelfsprekendheid van vrijheid steeds genadeloos ontmanteld door ziekte en beperkingen.
Ook binnen de muren van de kliniek is vrijheid sterk ingeperkt. Maar elke kleine stap richting autonomie, hoe schijnbaar triviaal ook, is een kostbaar geschenk. Mijn eigen reis begon met een snoer van 13 meter, wat me nu dwingt om nog intensiever te begrijpen wat iedere kleine vooruitgang werkelijk betekent.
3 reacties
Charlotte Van der Wall
Dank voor het delen van jouw perspectief. Heel veel beterschap en nog meer vrijheid toegewenst ❣️
Alexandra in ‘t Hout
Indrukwekkend Swanny ♥️ Ik wens je een voorspoedig herstel en daarna weer mooiedagen! 🍀🥰👋🏼
Annemiek Pranger
Swanny
Weer een verhaal dat raakt en zo waar is
Ik vind het heel mooi te lezen hoe je alles in perspectief zet. Linkjes en lijntjes
Voor nu…op weg naar iedere dag een beetje meer vrijheid voor jou