Fenomenologie
Filosofie en methode

14 – 18 minuten

2 reacties

Fenomenologie is de studie van geleefde ervaringen en kenmerkend is de open houding van waaruit ze die ervaringen wil beschrijven. In een gesprek vroeg iemand me laatst of fenomenologie niet erg naïef was. Over veel onderwerpen en problemen weten we toch al veel. Waarom zouden we dan al die kennis opzij (of: tussen haakjes) zetten? Is fenomenologisch onderzoek nog wel relevant?
Binnen de Utrechtse Zorgethiek laten we ons graag inspireren door inzichten uit de fenomenologie. Fenomenologie is een centrale onderzoeksbenadering in de cursussen ZeB 40 en ZeB 60 (zie box) en een groot aantal studenten voert een fenomenologisch onderzoek uit in het kader van hun masterthesis. Eerder verschenen er in deze reeks Filosofie & Methode afleveringen over auto-etnografie en transformatief onderzoek. Deze aflevering gaat over fenomenologie en over de verwondering die niet naïef maar informatief kan zijn.

Onderzoek door studenten

Voor de cursus Veldverkenningen en veldonderzoek van de Masteropleiding Zorgethiek en beleid voerden de drie studenten Harjanti Kertokarijo,  Johanneke van der Bijl en Sanne Rodenburg een fenomenologische analyse uit naar de ervaring van mensen met Relapsing-remitting Multiple Sclerose (RRMS) in hun werkomgeving. Zij analyseerden hiervoor vier narratieve interviews uit het lopende onderzoek Motives to stop or continue working provided by people with RRMS and its meaning in everyday life (artikel Chronisch zieke krijgt van baas weinig begrip).
Zij beschrijven op mooie wijze dat de geleefde ervaring van werknemer-zijn met RRMS een complexe beweging betekent van herschepping en herwaardering aangaan, waarin de omgeving een vitale rol  speelt.

Zorgethische fenomenologie?

Fenomenologie is een rijke filosofische stroming en er bestaan vele varianten van fenomenologie. Deze diversiteit is terug te zien in de veelheid aan fenomenologische onderzoeksbenaderingen die in de loop der jaren zijn ontwikkeld. Om wat voorbeelden te noemen: the hermeneutic interpretative approach (Max Van Manen), descriptive phenomenological psychological approach (Amedeo Giorgi), Reflective Lifeworld Research (Karin Dahlberg et al.), interpretative phenomenological analysis (IPA) (Jonathan Smith), embodied enquiry approach (Les Todres), en vormen van dialogical approaches (Linda Finlay, Steen Halling). Deze benaderingen verschillen in concrete onderzoeksaanpak mede ingegeven door uiteenlopende interpretaties van fenomenologisch werk.

Waar filosofen zoals Heidegger, Merleau-Ponty, Sartre en Levinas vertrekken vanuit hun eigen ervaring en daar vervolgens op reflecteren zijn onderzoekers juist afhankelijk van de ervaringen van anderen om een fenomeen beter te begrijpen. Ook kennen de onderzoeksbenaderingen doorgaans een eigen disciplinaire insteek. Diverse vormen zoals sociologische fenomenologie, psychologische fenomenologie, feministische fenomenologie, politieke fenomenologie en ethische fenomenologie kunnen worden onderscheiden.[pullquote]Zouden we een ‘eigen’ zorgethische fenomenologische onderzoeksbenadering willen ontwikkelen?[/pullquote]

Op basis van de aard van het te onderzoeken fenomeen kan gekozen worden voor een passende onderzoeksbenadering. Dit hangt doorgaans nauw samen met de wetenschappelijke discipline waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd. De twee meest gebruikte benaderingen binnen de psychologie zijn bijvoorbeeld de methode van descriptive phenomenological psychological approach en de interpretative phenomenological analysis (IPA) benadering. Voor fenomenologisch onderzoek dat wordt gedaan binnen de zorgethiek is deze link wat minder vanzelfsprekend omdat het hier om een interdisciplinair veld van onderzoek gaat. Ik zou dan ook geen enkele benadering op voorhand willen aanbevelen of juist afwijzen, wel is het van belang dat de benadering die we kiezen, passend is bij de vraagstelling en het fenomeen van onderzoek. Ook moet die benadering leidend zijn in hoe het onderzoek wordt uitgevoerd.((Dit versterkt rigour, een belangrijk kwaliteitscriterium voor fenomenologisch onderzoek (Finlay, 2011).))

Een studie vanuit de reflectieve leefwereld benadering heeft een andere focus en aanpak (en dat geldt voor alles fases van het onderzoek) dan bijvoorbeeld één die gedaan wordt binnen de IPA. Het volgen van een bepaalde ‘procedure’ moet altijd vanuit een open attitude gebeuren om te voorkomen dat de onderzoeker – in de woorden van Finn Hansen (2012) – een ‘epistemologische boekhouder’ wordt. Dat is iemand die heel goed is in het ordenen, systematiseren en analyseren van de data maar er niet in slaagt om het fenomeen tot hem of haar te laten spreken.

Gezien de variatie in fenomenologische onderzoeksbenaderingen kunnen we de vraag stellen of we een ‘eigen’ zorgethische fenomenologische onderzoeksbenadering zouden willen ontwikkelen. Eén die voortbouwt op inzichten van bestaande benaderingen maar haar eigen accenten legt en doordenkt op haar critical insights (Vosman, 2014). Voordat we kunnen beginnen met nadenken over deze vraag is het relevant om te verkennen wat de centrale kenmerken van fenomenologisch onderzoek zijn.

De studie van dat wat zich toont in de ervaring

Edmund Husserl (1859-1938) wordt als de grondlegger van de fenomenologie beschouwd. Als wiskundige was hij gefascineerd door getallen en berekeningen en als filosoof dacht hij na over het menselijk denken. Rekenen en denken zijn volgens Husserl niet hetzelfde. In het denken speelt, in tegenstelling tot het rekenen, de inhoud of de betekenis van de begrippen een belangrijke rol. In de tijd van Husserl ontwikkelden de natuurwetenschappen zich in een rap tempo. Wetenschap werd steeds meer gezien als een praktijk van concepten en generieke methoden waarin objectiveringen en calculaties centraal stonden. Dit betekende dat vragen naar betekenissen en vooronderstellingen steeds minder gesteld werden en dat de wetenschap als het ware los van de wereld kwam te staan. Husserl spreekt in dit verband over vervreemding.

Ook de filosofie met haar academische discussies over filosofische problemen was volgens hem ver af geraakt van de geleefde werkelijkheid. Husserl ageerde niet tegen de wetenschap op zich maar wilde dat die zich bleef funderen in de werkelijkheid zelf. Zijn bekende uitspraak ‘Zuruck zu den Sachen selbst’ moet in deze context begrepen worden. Deze uitspraak zal door ieder die zich fenomenoloog noemt, worden onderschreven. Hoewel ze in verschillende richtingen is uitgewerkt en geherinterpreteerd, is het centrale idee staande gebleven.
Het woord fenomenologie is afgeleid van het Griekse woord phainomenon dat ‘zichzelf tonen’ betekent. Logos betekent ‘woord’ of ‘studie’. Omdat de meest basale verschijningsvorm van de werkelijkheid de ervaring is, richt fenomenologie zich op het beschrijven van fenomenen zoals ze zich als concrete ervaring in het bewustzijn voordoen.

Spanning doordenken, niet oplossen

Sinds Descartes (‘ik denk dus ik ben’) wordt het bewustzijn als denken opgevat. Voor fenomenologie is bewustzijn echter meer dan denken alleen; de ervaring gaat vooraf aan en is constitutief voor ons denken en spreken. Bewustzijn is dan ook niet iets wat zich in onze hersenen of in ons hoofd afspeelt, maar is altijd bewustzijn van de wereld. Een herinnering is altijd een herinnering van iets, een verwachting is altijd een verwachting van iets. Dit wordt in de fenomenologie aangeduid met de term intentionaliteit. Fenomenologie bestudeert structuren van ervaringen zoals waarneming, gedachten, herinneringen, fantasieën. Deze vormen hebben alle een intentionaliteit. Dit maakt fenomenologie radicaal anders dan psychologie en hoe er doorgaans over bewustzijn wordt gesproken. Namelijk als iets wat zich in onze hersenen afspeelt zonder enige verbinding met de wereld om ons heen.

Anders dan de meeste wetenschappelijke disciplines gaat fenomenologie niet uit van dualistisch denken. Door middel van een verbindingsstreepje tussen wat doorgaans als tegenstelling wordt neergezet laat ze zien dat het één niet zonder het ander kan en er altijd een verwevenheid is tussen bijvoorbeeld Ik-Wereld, Mentaal-Fysiek, Zelf-de Ander en Gevoel-Denken. Fenomenologie wordt daarom ook wel de filosofie van de ambiguïteit genoemd vanwege deze altijd aanwezige dubbelzinnigheid en spanning die ze niet wil oplossen maar juist in stand wil houden en wil doordenken.[pullquote]Fenomenologie richt zich op het beschrijven van fenomenen, zoals ze zich als concrete ervaring in het bewustzijn voordoen.[/pullquote]

Focus op het fenomeen

De nadruk op geleefde ervaringen kan de indruk wekken dat fenomenologisch onderzoek gericht is op subjectieve en persoonlijke betekenissen zoals die in individuele ervaringen naar voren komen, maar dat is niet het geval. De interesse van fenomenologie gaat uit naar intersubjectieve betekenissen. Hierbij gaat het om herkenbaarheid en ervaringen die we mogelijk allemaal zouden kunnen hebben. De Griekse noties van doxa en aletheia maken dit onderscheid duidelijk. Fenomenologische onderzoekers verzamelen een reeks aan individuele ervaringen (doxa) om inzicht te krijgen in de geleefde ervaring van een fenomeen (aletheia). Hoewel het tegenstrijdig kan klinken betekent dit dat we als onderzoeker gedurende de analyse als het ware los moeten komen van de concrete persoon (participant) die we hebben gesproken, geobserveerd of op een andere manier hebben ontmoet.

Niet elke fenomenologische onderzoeksbenadering volgt overigens deze focus op het fenomeen en de IPA is hierin de belangrijkste uitzondering. Het doel van deze benadering is te begrijpen hoe individuen betekenis geven aan belangrijke ervaringen in hun leven.  Toch probeert ook de IPA uiteindelijk toe te werken naar een overkoepelende thematische structuur van een specifieke ervaring. De focus op zo’n structuur noopt de onderzoeker een stap verder te gaan in de analyse en om na te denken over het eigene van het fenomeen (wat maakt dit fenomeen tot dit fenomeen en niet het andere, e.g. waarin is de ervaring van onveiligheid anders dan de ervaring van acuut gevaar?).((Dit proces wordt ‘imaginative variation’ genoemd.)) Het voorkomt dat het resultaat van de fenomenologische analyse verwordt tot een opsomming van (losstaande) thema’s zoals dat het geval is in andere vormen van kwalitatief onderzoek. Een ander kenmerk van fenomenologisch onderzoek is dat het gehele onderzoeksproces vanuit een open houding dient te gebeuren.

Interpreteren is niet verkeerd…

De fenomenologische of de open houding staat tegenover de houding die we in ons dagelijks leven innemen en die Husserl daarom heeft aangeduid met de natuurlijke houding. In deze houding laten we ons niet leiden door de ervaring maar gebruiken we allerlei concepten om de wereld te duiden; we gaan als het ware op in de wereld. Deze houding is in veel gevallen onvermijdelijk, willen we ons in de wereld bewegen. Fenomenologie probeert de onderliggende ervaring te onthullen en doet dat door reductie toe te passen. Husserl gebruikt hiervoor het Griekse woord epoché, dat ‘onthouding’ betekent en verwijst naar het opschorten van onze opvattingen, waarderingen en verklaringen over die ervaring (bracketing). Tussen haakjes zetten betekent niet dat ze geen rol spelen of ontkend worden, wat een onmogelijke eis is, maar geeft onderzoekers de opdracht om te reflecteren op hoe ze er uitzien en hoe ze werken.

Een veelvoorkomend misverstand onder studenten is dat bracketing wordt opgevat als objectiviteit. Het tegendeel is waar, bracketing thematiseert juist de rol van subjectiviteit in het onderzoek. Het woord reductie komt van het Latijnse woord reducere dat terugleiden betekent. Deze mentale activiteit brengt ons terug naar de ervaring zelf die voorafgaat aan al ons begrip en theorievorming. Fenomenologisch onderzoek is er dus op gericht om een fenomeen ‘op eigen termen’ te begrijpen. Deze open houding is op diverse manieren omschreven zoals een houding van nieuwsgierigheid en verrast laten worden, als een houding van actief wachten en als verwondering.

Elk fenomenologisch onderzoek wordt vanuit een bepaald perspectief gedaan en elk onderzoek en elke onderzoeker is gesitueerd. Het perspectief stuurt de (fenomenologische) onderzoeksvraag en houdt onder meer in dat bepaalde vragen als belangrijker gelden dan andere en sommige antwoorden als relevanter dan andere. Het hanteren van een perspectief is niet alleen onvermijdelijk maar ook noodzakelijk om de data te begrijpen op één van de vele manieren waarop het kan worden begrepen. Een zorgethisch perspectief kan betekenen dat we bepaalde inzichten uit de data relevanter achten dan andere en hierop inzoomen. Een zorgethische bril kan dus een fenomeen laten oplichten, maar kleurt het niet in.

De kracht van fenomenologisch onderzoek is dat het veel kan zeggen over weinig. Met andere woorden, een goede fenomenologische beschrijving kan inzicht geven in een ervaring op een dusdanige manier dat we deze (veelal bekend geachte) ervaring op een diepere of meer geleefde manier dan voorheen begrijpen. De formulering (en vooral scherpe afbakening) van het te onderzoeken fenomeen en de daarbij behorende onderzoeksvraag is daarom essentieel voor de kwaliteit van het onderzoek. Is deze te breed of te vaag dan zullen de resultaten in algemeenheden blijven hangen en weinig zeggen over veel. Onderzoekers die hun perspectief expliciteren en verantwoorden hoe het werkt kunnen niet alleen hun onderzoeksmateriaal zorgvuldig interpreteren, maar kunnen duidelijk krijgen welke vragen over hun perspectief gesteld kunnen worden en daarmee het perspectief verder ontwikkelen (Gremmen, 2001).[pullquote]De kracht van fenomenologisch onderzoek is dat het veel kan zeggen over weinig.[/pullquote]

Beschrijvende en interpretatieve fenomenologie

Een veelgemaakt onderscheid is dat tussen beschrijvende en interpretatieve fenomenologie. In de onderzoekspraktijk kan dit onderscheid echter niet altijd duidelijk worden gemaakt. Een veelvoorkomende misvatting onder studenten is dat we bij de letterlijke woorden van participanten moeten blijven, omdat we anders interpreteren waardoor er geen sprake meer zou zijn van een open houding of van bracketing. Vaak moeten we juist door de regels heen lezen om tot de betekenis van het fenomeen te komen (Finlay, 2014).

Omdat het voor nu te ver gaat om het verschil tussen beschrijven en interpreteren op een grondige manier te beschrijven wil ik in navolging van Linda Finlay (2011) en Max van Manen (1990) wijzen op het onderscheid dat Gadamer maakt tussen pointing to  en pointing out. Beide zijn volgens Gadamer vormen van interpretatie, maar in het eerste geval blijft de onderzoeker bij hetgeen gegeven wordt in de data en in het tweede geval worden de data geïnterpreteerd (of geherinterpreteerd) vanuit een externe bron zoals bijvoorbeeld een bepaald theoretisch kader.((Voor een meer filosofische beschrijving van het onderscheid tussen beschrijven en intepreteren zie het artikel: Description vs. interpretation – a new understanding of an old dilemma in human science research. De auteurs zouden ‘pointing to’ niet als interpretatie maar als beschrijving beschouwen en spreken in dit verband over ‘laying out’ van de intentionele betekenis van een fenomeen.)) In één onderzoek kunnen beide vormen van interpretatie worden toegepast.

Wat fenomenologisch onderzoek niet is of niet kan

De fenomenologische benadering is niet geschikt voor alle soorten problemen en  onderzoeksvragen. Simpelweg gezegd kan een ‘waarom vraag’ nooit fenomenologisch zijn. Fenomenologie is namelijk geen empirische analytische wetenschap in de zin dat het antwoord geeft op vragen zoals: Wanneer? Hoeveel? In welke mate? Onder welke omstandigheden? Dit zijn vragen die een verklarend karakter hebben en zoeken naar causale verbanden terwijl fenomenologie enkel kan beschrijven. Fenomenologie heeft niet het doel om theorie te ontwikkelen. In strikte zin lost een fenomenologisch onderzoek dus nooit een probleem op. Wel kan ze een probleem en een fenomeen inzichtelijker maken, de complexiteit van iets blootleggen en nieuwe (relevante) vragen opwerpen. Fenomenologie stelt vragen naar het ‘wat’ en het ‘hoe’ van een fenomeen.

Verwondering kan in veel gevallen informatief zijn omdat ze een nieuw of rijker licht kan werpen op bestaande problematiek en op deze manier de koers van vastgesleten denkpatronen en lijnen van onderzoek en beleid kan bijstellen. Zorgethiek schenkt grote waarde aan menselijke ervaringen en wil morele kwesties in haar context bekijken vanuit diverse perspectieven. Dit maakt fenomenologie tot een geschikte onderzoeksbenadering voor de zorgethiek.

Samen verder denken en ons verwonderen….

Dit is een eerste aflevering over fenomenologie in de reeks Filosofie & Methoden. Net als in de eerdere edities zijn studenten, promovendi en anderen die betrokken zijn bij onderzoek, van harte uitgenodigd om hun ervaringen te delen in volgende afleveringen. Hierbij kan het gaan om opgedane inzichten met betrekking tot specifieke fenomenologische onderzoeksbenaderingen, om filosofische en methodologische kwesties, uitdagingen en waardevolle leermomenten. Op deze manier kunnen we van elkaar leren en gezamenlijk zorgethisch onderzoek verder doordenken.

Verder lezen

Eerdere edities Filosofie & Methode:

[widget id=”footnotes_widget-2″]

Een artikel van


2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

[…] Fenomenologie is het onderzoek naar fenomenen, door ze zo direct mogelijk waar te nemen en te doorgronden. Het is het onderzoek van de geleefde ervaring (‘lived experience’). Door niet uit te gaan van bestaande opvattingen of denkkaders kunnen nieuwe of andere betekenissen ‘ontdekt’ worden die recht doen aan de ervaring.Binnen de Utrechtse Zorgethiek laten we ons graag inspireren door inzichten uit de fenomenologie. […]

Hilaire Bodein (Mr.)

Dank ! Door de eenvoudige, goed gestructureerde en als het ware tastbare benadering van de fenomenologie waarvoor geen concreet stappenplan kan voorhanden zijn, kreeg ik méér inzicht in deze filosofische strekking
die door zijn complexiteit al te dikwijls als een geheimzinnige, slechts door een elite van (echte?) filosofen kan gevat worden.
Hilaire Bodein in Heuvelland (België)